ECLI:NL:OGEAA:2016:375

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
LAR nr. 996 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 mei 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van een Venezolaanse verzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst te werken voor [X] N.V., welke aanvraag door verweerder op 16 maart 2016 was afgewezen. Verzoeker en [X] N.V. hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzoeker heeft het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 23 mei 2016 was verzoeker vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl verweerder niet verschenen was. Het gerecht oordeelde dat, hoewel de afwijzing van de vergunning niet direct leidde tot een dreigende onmiddellijke verwijdering van verzoeker, er wel sprake was van een voldoende spoedeisend belang voor verzoeker. Dit belang werd onderbouwd door de onzekerheid die voortvloeide uit de afwijzing van de vergunning, waardoor verzoeker niet vrijelijk kon reizen of zijn werkzaamheden kon verrichten. Het gerecht besloot daarom dat verzoeker, hangende de bezwaarschriftprocedure, behandeld moest worden als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf. Tevens werd bepaald dat het door verzoeker gestorte griffierecht aan hem zou worden teruggestort.

Uitspraak

Uitspraak van 30 mei 2016
LAR nr. 996 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
van Venezolaanse nationaliteit,
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigden: de advocaten mrs. G.B. Wever en D.W. Ormel,
gericht tegen:
[verweerder],
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 maart 2016 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker om een (nieuwe) vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst werkzaam te zijn voor [X] N.V..
Hiertegen hebben verzoeker en [X] N.V. bezwaar gemaakt.
Op 4 mei 2016 heeft verzoeker zich tevens tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De zaak is op 23 mei 2016 behandeld ter zitting, waar verzoeker is vertegenwoordigd door mr. D.W. Ormel. De verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. De gemachtigde van verzoeker heeft het verzoek ten aanzien van de werkgever [X] N.V. ter zitting ingetrokken. De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Met zijn verzoek beoogt verzoeker te bewerkstelligen dat het hem wordt toegestaan om, hangende de behandeling van het tegen de bestreden beschikking ingediende bezwaarschrift, hier te lande te verblijven en zijn werkzaamheden voor [X] N.V. voort te zetten.
2.3
Hoewel de bestreden beschikking niet zonder meer meebrengt dat verzoeker met onmiddellijke verwijdering wordt bedreigd, is het gerecht niettemin van oordeel dat hij in het onderhavige geval een voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij is het volgende van belang. Verzoeker heeft ruim voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de hem reeds verleende vergunning tot tijdelijk verblijf een nieuwe vergunning aangevraagd met hetzelfde verblijfsdoel. Tijdens de behandeling ter zitting op 23 mei 2016 is door de gemachtigde van verzoeker onweersproken gesteld dat in de soortgelijke zaak LAR-599/16 de gemachtigde van verweerder te kennen heeft gegeven dat de aan de afwijzende beschikking ten grondslag gelegde weigeringsgrond - namelijk dat de vergunning tot verblijf van de werkgever op korte termijn zal verlopen en deze geen aanvraag voor een nieuwe vergunning heeft ingediend - onjuist is. De werkgever is immers een in Aruba gevestigde naamloze vennootschap en niet aan toelating onderworpen. In die zaak zou de gevraagde vergunning tot verblijf vermoedelijk op korte termijn alsnog worden verleend. De onderhavige afwijzingsgrond is gelijk aan die in de zaak LAR-599/16. Van de thans gegeven mogelijkheid om zich hierover uit te laten heeft verweerder door niet te verschijnen geen gebruik gemaakt. Gelet op de voortvloeiende onzekerheid voor verzoeker, met name nu verzoeker niet vrijelijk kan reizen en zijn werkzaamheden kan verrichten, ziet het gerecht aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening thans te bepalen dat hij hangende de bezwaarschriftprocedure wordt aangemerkt als hier te lande te zijn toegelaten voor het door hem beoogde doel.
2.4
Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten, zoals door verzoeker verzocht, bestaat in een voorlopigevoorzieningprocedure geen wettelijke grondslag.
2.5
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker [verzoeker], van Venezolaanse nationaliteit, voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst werkzaam te zijn voor [X] N.V, totdat is beslist op het tegen de beschikking van verweerder van 16 maart 2016 ingediende bezwaarschrift;
- gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,- aan hem wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.T. Paulides, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 30 mei 2016, in aanwezigheid van de griffier.