ECLI:NL:OGEAA:2016:375
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 mei 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van een Venezolaanse verzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst te werken voor [X] N.V., welke aanvraag door verweerder op 16 maart 2016 was afgewezen. Verzoeker en [X] N.V. hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzoeker heeft het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 23 mei 2016 was verzoeker vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl verweerder niet verschenen was. Het gerecht oordeelde dat, hoewel de afwijzing van de vergunning niet direct leidde tot een dreigende onmiddellijke verwijdering van verzoeker, er wel sprake was van een voldoende spoedeisend belang voor verzoeker. Dit belang werd onderbouwd door de onzekerheid die voortvloeide uit de afwijzing van de vergunning, waardoor verzoeker niet vrijelijk kon reizen of zijn werkzaamheden kon verrichten. Het gerecht besloot daarom dat verzoeker, hangende de bezwaarschriftprocedure, behandeld moest worden als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf. Tevens werd bepaald dat het door verzoeker gestorte griffierecht aan hem zou worden teruggestort.