ECLI:NL:OGEAA:2016:373

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
LAR nr. 1136 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid bezwaar inzake herkeuring arbeidsrelatie

In deze zaak heeft appellante bezwaar ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek tot herkeuring, dat zij op 6 mei 2014 had ingediend. Dit verzoek was gerelateerd aan haar tijdelijke arbeidsrelatie als leerkracht bij de Stichting Educacion Profesional Basico (SEPB). Appellante heeft op 27 mei 2015 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. De verweerder, SEPB, heeft betoogd dat appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep, omdat het verzoek om herkeuring voortvloeit uit een civielrechtelijke arbeidsrelatie, waardoor appellante geen belang zou hebben bij deze procedure.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft overwogen dat een beslissing op bezwaar, ook als deze betrekking heeft op een rechtshandeling naar burgerlijk recht, gericht is op publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het uitblijven van een beslissing op bezwaar binnen de gestelde termijn is vatbaar voor beroep. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft beslist op het bezwaarschrift van appellante, waardoor zij in haar beroep kan worden ontvangen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat het verzoek van appellante om herkeuring niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het bezwaarschrift van appellante is niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep tegen deze beslissing is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter N.K. Engelbrecht op 30 mei 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 30 mei 2016
LAR nr. 1136 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
gericht tegen:
[verweerder],
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Op 18 februari 2015 heeft appellante bezwaar ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek van 6 mei 2014, en herhaald bij brief van 11 november 2015, om te worden herkeurd.
1.2
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellante op 27 mei 2015 beroep ingesteld.
1.3
Verweerder heeft op 31 augustus 2015 een verweerschrift, met producties, ingediend.
1.4
De zaak is behandeld ter zitting van 1 februari 2016, alwaar zijn verschenen appellante in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
1.5
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Verweerder heeft betoogd dat appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep, omdat het verzoek om herkeuring voortvloeit uit de tijdelijke en inmiddels geëindigde civielrechtelijke arbeidsrelatie tussen appellante en de Stichting
Educacion Profesional Basico(hierna: SEPB), zodat appellante geen belang heeft bij deze procedure en ten onrechte verweerder in rechte heeft betrokken. Het gerecht begrijpt dit standpunt aldus, dat in dit geval geen sprake is van een beschikking in de zin van de Lar, nu het verzoek om herkeuring ziet op het verrichten van een rechtshandeling naar burgerlijk recht.
2.2
Gelet hierop is ten eerste aan de orde de vraag of appellante ontvankelijk is in haar beroep.
2.2.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan. Het tweede lid bepaalt, onder sub a, dat van het begrip beschikking zijn uitgezonderd: rechtshandelingen naar burgerlijk recht.
2.2.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.
2.2.3
Ingevolge artikel 23, eerste lid kan degene die rechtsreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, wordt gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
2.3
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep
2.3.1
Het gerecht stelt voorop dat een beslissing op bezwaar, ook indien het bezwaar betrekking heeft op een rechtshandeling naar burgerlijk recht en het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk is, naar haar aard is gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg. Door deze beslissing neemt immers de door de indiener op grond van de Lar geëntameerde bezwaarschriftprocedure een einde (zie ook de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 28 mei 2012, HLAR 49097/11, LJN: BX6128). Ook het uitblijven van een beslissing op een dergelijk bezwaar binnen de voor het nemen daarvan gestelde termijn is derhalve op grond van artikel 23, tweede lid, van de Lar vatbaar voor beroep.
2.3.2
Het door verweerder ingenomen standpunt dat het beroep van appellante, nu het betrekking heeft op een (fictieve) weigering tot het verrichten van een rechtshandeling naar burgerlijk recht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, is derhalve onjuist.
2.3.3
Nu voorts vaststaat dat verweerder niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft beslist op het door appellante ingediende bezwaarschrift en appellante binnen de in artikel 27, tweede lid, van de Lar gestelde termijn beroep heeft ingesteld, kan zij in haar beroep tegen de fictieve afwijzende beslissing op haar bezwaar worden ontvangen. Deze fictieve beslissing wordt hierna ook aangeduid als: de bestreden beschikking.
2.4
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaar
2.4.1
Het gerecht stelt met verweerder vast dat het verzoek dat appellante bij brief van 6 mei 2014 tot verweerder heeft gericht, ertoe strekt dat zij in verband met haar arbeidsrechtelijke relatie (als leerkracht) bij de SEPB, welke relatie berust op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, medisch herkeurd wordt.
2.4.2
Niet in geschil is dat appellante van 16 september 2013 tot 1 augustus 2014 op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in dienst was van de SEPB. Artikel 11 van de toen tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst bepaalde voor zover hier van belang, dat de werknemer zich op door SEPB vast te stellen momenten zal onderwerpen aan een medische keuring.
2.4.3
Voorts is niet in geschil dat appellante op 31 maart 2014 door de geneeskundige commissie belast met het geneeskundig onderzoek van personen voor eventuele benoeming in tijdelijke dienst van het Land Aruba, medisch ongeschikt is verklaard voor de functie van leerkracht.
2.4.4
Ingevolge artikel 4 van het Landsbesluit geneeskundig onderzoek bij landsdienaren, heeft de ambtenaar het recht om binnen een maand na ontvangst van de beslissing van de geneeskundige commissie schriftelijk – bij aangetekend schrijven gericht aan de Minister van Algemene Zaken – een herkeuring aan te vragen. Appellante heeft met toepassing van deze bepaling verzocht om herkeuring.
2.4.5
Niet in geschil is dat appellante niet (meer) in dienst is van de SEPB en ook geen ambtenaar is.
2.5
Afgezien van de vraag of het Landsbesluit geneeskundig onderzoek bij landsdienaren van toepassing is op appellante, en zo ja, of het verzoek om herkeuring dan tijdig is gedaan, is de grondslag voor bovengenoemde medische keuring en herkeuring de civielrechtelijke arbeidsrelatie tussen appellante en de SEPB. Gelet hierop moet een al dan niet afwijzende beslissing op het verzoek van appellante worden aangemerkt als een rechtshandeling naar burgerlijk recht. Een dergelijke rechtshandeling kan ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Lar niet worden aangemerkt als een beschikking. Hieruit vloeit voort dat het uitblijven van een beslissing op het verzoek van appellante evenmin kan worden aangemerkt als een beschikking. Uit artikel 9, tweede lid, van de Lar volgt immers dat slechts het uitblijven van een
beschikkingwordt gelijkgesteld met een afwijzende beschikking. Met andere woorden: waar niet om een beschikking is verzocht, kan ook geen sprake zijn van het uitblijven daarvan.
2.6
Nu door artikel 9, tweede lid, van de Lar in dit geval geen fictieve afwijzende beschikking is ontstaan, kon appellante ter zake geen bezwaar maken. Het bezwaarschrift van 18 februari 2015 is derhalve niet-ontvankelijk.
2.7
In aanmerking genomen dat verweerder zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval sprake is van een niet voor bezwaar vatbare als beschikking aan te merken rechtshandeling naar burgerlijk recht, ziet het gerecht aanleiding de bestreden beschikking aan te merken als strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante. Hieruit volgt dat het daartegen gerichte beroep ongegrond is.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling ziet het gerecht geen aanleiding.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).