ECLI:NL:OGEAA:2016:358

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
EJ nr. 2012 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoeken tot wijziging van alimentatie, gezag en omgangsregeling in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, zijn de verzoeken van de vader en de moeder om wijzigingen in de alimentatie, het gezag en de omgangsregeling van hun kinderen aan de orde. De vader heeft verzocht om de alimentatie te verlagen en het gezamenlijk gezag te beëindigen, terwijl de moeder verzocht heeft om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de omgangsregeling te beperken. De procedure begon met een verzoekschrift op 8 september 2015, gevolgd door verschillende indienen van stukken en een mondelinge behandeling. De ouders zijn in een conflict verwikkeld dat de ontwikkeling van hun kinderen negatief beïnvloedt, zoals blijkt uit het rapport van de Voogdijraad. De rechter heeft geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen moet worden behouden, ondanks de communicatieproblemen tussen de ouders. De omgangsregeling is uitgebreid, en de verzoeken van de vader om de alimentatie te verlagen zijn afgewezen, omdat er geen relevante wijziging van omstandigheden is aangetoond. De rechter heeft de kosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 31 mei 2016
behorend bij EJ nr. 2012 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
[naam],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
en
[naam],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.C.P.M. Kok.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[naam], hierna te noemen Naam minderjarige 1,
[naam], hierna te noemen Naam minderjarige 2,
samen aan te duiden als: de kinderen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 8 september 2015;
  • een pakket stukken zijdens de moeder, gefaxt op 17 november 2015;
  • het verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, ingediend op 20 november 2015;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ingediend op 23 november 2015;
  • de akte vermeerdering eis zijdens de vader, ingediend op 23 november 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 24 november 2015, waaruit blijkt dat partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, en dat namens de Voogdijraad mevrouw [naam X] aanwezig was. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader uiteengezet, mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen schriftelijke aantekeningen;
  • het rapport van de Voogdijraad, overgelegd ter zitting van 22 maart 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 26 april 2016, waaruit blijkt dat partijen zijn verschenen, bijgestaan door hu gemachtigden voornoemd;
  • het verhoor van Naam minderjarige 1 op 25 mei 2016.
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn in Aruba geboren: [Naam minderjarige 1], op [geboortedatum] en [Naam minderjarige 2] op [geboortedatum].
2.2
Bij beschikking van 1 oktober 2012 van dit gerecht (EJ-1760/2012), is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat partijen gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3
Bij beschikking van 29 april 2013 (EJ-1760/2012) is bepaald dat de vader met Afl. 1.575,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, en is een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen.
2.4
Van deze beschikking is de vader in beroep gegaan. Partijen zijn vervolgens ter beslechting van hun geschil in hoger beroep bij vaststellingsovereenkomst van 21 februari 2014, onder andere overeengekomen dat de vastgestelde omgangsregeling wordt uitgebreid en dat de vader als kinderalimentatie een bedrag van Afl. 1.200,- per kind per maand zal betalen. Deze overeenkomst, die behalve door partijen ook door hun toenmalige gemachtigden is ondertekend, is gehecht aan een proces-verbaal van de zitting van het Hof van 11 maart 2014.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek van de vader strekt tot vernietiging van – naar het gerecht begrijpt – de vaststellingsovereenkomst van 21 februari 2014, in die zin dat (a) het alimentatiebedrag ten behoeve van [Naam minderjarige 1] wordt bepaald op Afl. 600,- per maand en ten behoeve van [Naam minderjarige 2] op Afl. 450,- per maand, althans de alimentatiebedragen worden verlaagd, ingaande mei 2015, althans datum indiening van het verzoek, en (b) de omgangsregeling wordt uitgebreid. Voorts heeft de vader verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag en het belasten van alleen hem met de uitoefening van het gezag.
3.2
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
3.3
Het zelfstandig verzoek van de moeder strekt tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over de kinderen en het belasten van alleen de moeder met de uitoefening van het gezag, alsmede tot het beperken van de vastgestelde omgangsregeling.
3.4
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek om beëindiging van het gezag aangevoerd, dat enige kwaliteit in de communicatie tussen partijen ontbreekt, dat zij last heeft van communicatiemoeheid vanwege de ellenlange discussies die gevoerd worden over ieder puntje, dat de vader overweldigend en overheersend is en steeds zijn wil wil opleggen en daarbij druk op de kinderen uitoefent waardoor zij zich steeds onprettiger voelen en klem raken tussen de ouders en de problemen die de vader veroorzaakt.
De vader heeft aan zijn verzoek tot beëidinging van het gezamenlijke gezag ten grondslag gelegd dat de moeder in haar eentje beslissingen neemt die niet in het belang zijn van de kinderen, dat zij zich negatief uitlaat over de vader en represailles neemt tegen hem, zoals eenzijdig de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen wijzigen/beperken.
4.2
Het gelijkluidend verzoek van partijen tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en bepaling van eenhoofdig gezag is gebaseerd op artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Ingevolge deze bepaling kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Het gerecht overweegt dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast, zoals met name indien de (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. (HR 18 maart 2005, LJN AS8525; vgl. HR 10 september 1999, NJ 2000, 20).
4.3
In het rapport van de Voogdijraad schrijft de raadsonderzoeker dat uit het onderzoek, inclusief het psychologisch onderzoek van de kinderen, is gebleken dat de echtscheiding van partijen een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van de kinderen, omdat de ouders zo verwikkeld zijn in hun strijd met elkaar dat zij de belangen van de kinderen niet meer voor ogen hebben. De kinderen zijn hierdoor erg gespannen en angstig en bevinden zich in een loyaliteitsconflict. Dit uit zich in lieg- en manipulatief gedrag, wat ten koste gaat van het emotionele welbevinden van de kinderen en de relatie tussen de ouders en de kinderen. Met name de relatie tussen [Naam minderjarige 1] en de vader is hierdoor verstoord geraakt. De ouders hebben onvoldoende inzicht in het eigen handelen en hebben moeite de ander te vertrouwen op het gebied van de opvoeding. Zij zijn verstrikt in hun eigen conflicten, en zien niet in dat hun manier van handelen en hun problemen in de communicatie, negatieve gevolgen hebben voor de kinderen.
Er is wel sprake van een minimale vorm van communicatie tussen de ouders en zij geven allebei aan bereid te zijn om in het belang van de kinderen met elkaar te (blijven) communiceren en daarin begeleid te worden.
De raadsonderzoeker concludeert dat beide ouders hun eigen belangen moeten onderscheiden van die van de kinderen en het belang van de kinderen voorop moeten stellen, en dat een verandering in het gezag thans geen verbetering in de situatie met zich zal brengen. De huidige problemen worden veroorzaakt door de gedragingen van de moeder en de vader, die elk het eigenbelang nastreeft.
Geadviseerd wordt om in het belang van de kinderen het gezamenlijk gezag te behouden.
4.4
Gelet op dit advies, de stukken van dit geding en op het verhandelde ter zitting acht het gerecht beëindiging van het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen. Weliswaar is gebleken dat de ouders (nu nog) moeilijk met elkaar kunnen communiceren, echter het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hun kinderen kunnen voordoen, zodanig dat zij niet klem of verloren raken tussen de ouders. Het gerecht is er, net als de raadsonderzoeker, niet van overtuigd dat er op dit moment een onaanvaardbaar risico bestaat dat [Naam minderjarige 1] en [Naam minderjarige 2] tussen hun ouders klem of verloren zullen raken, zoals door de moeder is betoogd nu van zorgwekkende signalen over [Naam minderjarige 1] en [Naam minderjarige 2] niet is gebleken. Het gerecht gaat er vanuit dat beide ouders hun verantwoordelijkheid zullen nemen en zich in het belang van de kinderen optimaal zullen inspannen om de onderlinge communicatie tussen hen als ouders te verbeteren. Nu ook overigens geen sprake is van feiten of omstandigheden die er toe leiden dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is, is het gerecht van oordeel dat beide ouders met het gezag over [Naam minderjarige 1] en [Naam minderjarige 2] belast dienen te blijven. Het verzoek van de ouders tot beëindiging van het gezamenlijk gezag zal dan ook worden afgewezen.
De omgang
4.5
Wat betreft het verzoek van de ouders om de omgang tussen de vader en de kinderen uit te breiden (verzoek vader) dan wel te beperken (verzoek moeder), overweegt het gerecht het volgende.
In het psychologisch rapport van de Voogdijraad staat dat de band tussen de kinderen en elk van de ouders behouden moet worden, en de relatie tussen hen gewaarborgd. De raadsonderzoeker concludeert dat de relatie tussen Naam minderjarige 1 en de vader moet worden verbeterd, en dat een beperking van de bestaande omgang tussen hen daarin geen bijdrage zal leveren. De concentratieproblemen van Naam minderjarige 1 zijn niet gerelateerd aan de omgangsmomenten met de vader, aldus de raadsonderzoeker. Geadviseerd wordt om in het belang van de minderjarigen de vastgestelde omgangsregeling uit te breiden met twee overnachtingen. Tevens wordt een voorstel voor een omgangsregeling gedaan voor de verschillende schoolvakanties, omdat het voor de ouders thans moeilijk is om tot onderlinge afspraken daarover te komen.
4.6
Het advies en het voorstel van de Voogdijraad zijn ter zitting met de ouders besproken. De moeder heeft vastgehouden aan haar eerdere (bij haar zelfstandig verzoek) geuite bezwaren. Het gerecht is met de Voogdijraad van oordeel dat het in het belang van de kinderen is, dat de band tussen hen en de vader blijft behouden en dat de relatie wordt verbeterd. Gelet op het verhandelde ter zitting en nu overigens niet is gebleken dat de voorgestelde omgangsregeling niet in het belang van de kinderen is, bestaat er voor het gerecht geen aanleiding om een beperktere omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te bepalen dan door de Voogdijraad is voorgesteld.
4.7
Het gerecht zal een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen bepalen, zoals hieronder vermeld.
De alimentatie
4.8
De vader heeft aan zijn verzoek tot wijziging van de vaststellingsovereenkomst in die zin dat de bijdrage die hij moet leveren als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen wordt verlaagd, ten grondslag gelegd dat de omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd dat deze overeenkomst niet meer kan worden gehandhaafd. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat (i) zijn inkomen na de brand bij het bedrijf waar hij werkt, met 40% is gedaald, zodat de overeengekomen alimentatiebijdragen zijn draagkracht te boven gaan, (ii) de moeder een salarisverhoging heeft gehad en (iii) dat conform de door dit gerecht gehanteerde richtlijnen de behoefte/kosten van de kinderen moet worden bepaald op Afl. 885,- per maand (Naam minderjarige 1) en Afl. 685,- per maand (Naam minderjarige 2).
4.9
Dit verzoek is gebaseerd op artikel 1:401, lid 1 BWA. Ingevolge deze bepaling kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud, bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.1
Ter beoordeling ligt dus voor de vraag of zich een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 BWA die een hernieuwde beoordeling van de behoefte en de draagkracht rechtvaardigt.
4.11
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Verder neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
4.12
Wijziging draagkracht vader
4.12.1
De man is als managing director werkzaam bij het bedrijf Antraco Aruba NV. In maart 2012 is in het pand van het bedrijf, in brand gevlogen. De vaststellingsovereenkomst dateert van twee jaar later.
Uit de door de man overgelegde loonopgaven voor de jaren 2013 en 2014 is gebleken dat zijn netto-jaarloon in het jaar 2013, Afl. 149.930,- bedroeg en in het jaar 2014, Afl. 111.464,-. Dit komt neer op een bedrag van Afl. 12.494,- respectievelijk Afl. 9.288,- per maand.
4.12.2
Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven.
4.12.3
Gelet op het inkomen uit het jaar 2013 (ná de brand), wordt de vader geacht redelijkerwijs in de naaste toekomst dit inkomen te kunnen verwerven.
Bovendien heeft de man geen redelijke verklaring gegeven voor de verlaging van zijn loon in het jaar 2014. Niet aannemelijk is immers dat zijn inkomen anderhalf jaar na de vaststellingsovereenkomst, derhalve ruim 3½ jaar na de brand, ten gevolge van die brand zou zijn verlaagd.
Tenslotte heeft de vader onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze verlaging met zich brengt dat de overeengekomen kinderalimentatiebijdrage zijn draagkracht te boven gaat. Immers, hij is er ten onrechte van uitgegaan dat hij een inkomen per maand heeft van Afl. 5.307,45, en heeft kostenposten opgevoerd die geen prioriteit genieten boven de kinderalimentatie, zoals de post “home pool service” ad Afl. 263,- per maand, “creditcard” ad Afl. 400,-, en “dienstmeid” ad Afl. 1.200,- .
4.12.4
Gelet op het bovenstaande, is het gerecht van oordeel dat de wijziging in inkomen van de vader geen relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401, lid 1 BWA oplevert.
4.13
Verlaging behoefte kinderen
4.13.1
Bij beschikking van dit gerecht van 29 april 2013 is de behoefte van de kinderen aan de hand van het netto-gezinsinkomen, waarbij het gerecht destijds gezien een door de man overgelegd rapport van Plus Accountants van 21 september 2012 is uitgegaan van een netto-inkomen van de man van Afl. 13.000,- per maand, vastgesteld op Afl. 1.860,- per kind per maand.
4.13.2
Partijen hebben bij de vaststellingsovereenkomst niets anders over deze kosten bepaald. Aangenomen dient dan ook te worden dat partijen hierbij zijn uitgegaan van het uitgangspunt dat de hoogte van deze kosten mede wordt bepaald door de levensstandaard die de kinderen gewend waren ten tijde van het samenzijn van partijen.
4.13.3
Dat deze kosten anderhalf jaar later zouden zijn verlaagd van Afl. 1.860,- per kind per maand tot Afl. 885,- (Naam minderjarige 1) en Afl. 685,- per maand (Naam minderjarige 2) is door de man onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het zonder meer aanknopen bij de richtlijnen die het gerecht hanteert voor modaal gezinsinkomens, is daartoe niet voldoende.
4.13.4
In zoverre is derhalve ook geen sprake van een relevante wijziging.
4.14
Verhoging inkomen moeder
De vader heeft zijn stelling dat de moeder een salarisverhoging heeft gekregen, verder niet onderbouwd, zodat het gerecht aan deze stelling voorbijgaat.
4.15
Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat zich in dit geval geen relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 BWA die een hernieuwde beoordeling van de behoefte en de draagkracht rechtvaardigt. Het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen.
4.16
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek en de relatie van partijen aanleiding om de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader Robert William CROES en de kinderen naam minderjarige 1, geboren op [geboortedatum] en [Naam minderjarige 2] op [geboortedatum] in Aruba als volgt:
* elke week: van woensdagmiddag, 12.00 uur althans na school, tot vrijdagochtend, waarbij de vader de kinderen telkens van school haalt en naar school brengt,
* om de week: vanaf vrijdagavond 18.00 uur tot dinsdagochtend, waarbij de vader de kinderen bij de moeder thuis ophaalt,
* met Kerst en Oud en Nieuw: om en om: het ene jaar, te beginnen in 2016, van 24 december om 17.00 uur tot 25 december om 15.00 uur en het volgende jaar, van 31 december om 17.00 uur tot 1 januari om 15.00 uur, al dan niet met onderbreking van de reguliere omgang ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 31 mei 2015 in aanwezigheid van de griffier.