ECLI:NL:OGEAA:2016:354

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
EJ nr. 62467 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen een vrouw en haar kinderen na beëindiging van de affectieve relatie

In deze zaak heeft de vrouw, die in Curaçao woont, verzocht om een omgangsregeling met haar kinderen, die bij de moeder in Aruba wonen. De vrouw en de moeder hebben jarenlang een affectieve relatie gehad en de kinderen zijn geboren via kunstmatige inseminatie. Na de beëindiging van hun relatie heeft de moeder de kinderen meegenomen en is er geen contact meer geweest tussen de vrouw en de kinderen sinds begin 2011. De vrouw stelt dat de moeder inbreuk maakt op haar recht op family life door het contact te belemmeren. De moeder verzet zich tegen de omgang en stelt dat dit niet in het belang van de kinderen is.

Het gerecht heeft eerder de Voogdijraad verzocht om een onderzoek naar de (sociale) omstandigheden van de partijen en de kinderen. Uit het rapport van de Voogdijraad blijkt dat de kinderen de vrouw niet meer willen zien en dat omgang met de vrouw ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor hun ontwikkeling. De psychologe concludeert dat de kinderen geen connectie met de vrouw hebben en dat het praten over haar spanning en onrust bij hen teweegbrengt. De Raad voor het Welzijn van het Kind heeft echter geen zorgsignalen geconstateerd en stelt dat de kinderen baat zouden hebben bij omgang, maar dit dient wel zorgvuldig opgebouwd te worden.

Uiteindelijk oordeelt het gerecht dat het belang van de kinderen zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vrouw. Het verzoek wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door rechter N.K. Engelbrecht op 31 mei 2016.

Uitspraak

Beschikking van 31 mei 2016
behorend bij EJ nr. 62467 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
[naam],
wonende in Curaçao,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. M.F. Murray (Cur)
tegen
[naam],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.A.M.E.J. Wever,
Belanghebbenden:
[naam minderjarige 1],
[naam minderjarige 2],
hierna samen te noemen: de kinderen.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de laatstelijk op 9 juni 2015 tussen partijen gewezen beschikking van dit gerecht, waarbij de Voogdijraad is verzocht een onderzoek in te stellen naar de (sociale) omstandigheden van partijen en de minderjarigen, in dat licht te adviseren over de wenselijkheid van een omgangsregeling en daarover een rapport uit te brengen. Het verdere verloop blijkt uit:
  • de akte uitlating zijdens de moeder, ingediend op 1 september 2015;
  • het rapport van de Voogdijraad d.d. 24 november 2015, ingediend op 7 december 2015;
  • de nadere stukken zijdens de moeder, gefaxt op 22 januari 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 26 januari 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen, de vrouw in persoon en de moeder in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw [naam], de raadsonderzoeker [naam] en de kinderpsycholoog drs. [naam].
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Ruim drie jaar geleden heeft de vrouw, bij verzoekschrift ingediend bij het gerecht in Curaçao, verzocht om tussen haar en de kinderen een omgangsregeling te bepalen. Aan haar verzoek heeft zij het volgende ten grondslag gelegd.
Partijen hebben jarenlang een affectieve relatie gehad en hebben vanaf 18 april 2000 tot 22 januari 2010, eerst in Nederland en toen in Curaçao, samengewoond. De kinderen zijn binnen deze relatie - via kunstmatige inseminatie - uit de moeder geboren: [naam minderjarige 1] op [geboortedatum] in Curaçao en [naam minderjarige 2] op [geboortedatum] in Curaçao. De vrouw heeft geen juridische band met de kinderen kunnen vestigen, omdat de Curaçaose wetgeving de mogelijkheid voor het hebben van twee ouders van hetzelfde geslacht niet kent. De vrouw heeft zich jegens de kinderen als een ouder gedragen en de kinderen hebben haar als hun andere moeder beschouwd. Toen aan de affectieve relatie tussen partijen een einde kwam, heeft de moeder de kinderen meegenomen. Eerst was er nog wel contact tussen de vrouw en de kinderen, maar vanaf begin 2011 heeft de moeder niet meer meegewerkt aan enige omgang. De vrouw heeft op 30 maart 2012 voor het laatst (telefonisch) contact gehad met de kinderen. Zij wil deel blijven uitmaken van het leven de kinderen en de relatie met hen verder opbouwen. De vrouw meent dat de moeder door het contact tussen de kinderen en de vrouw te belemmeren, inbreuk pleegt op het recht op family life van haar en van de kinderen.
2.2
De moeder betwist dat de vrouw zich als een ouder jegens de kinderen heeft gedragen en verzet zich tegen enige omgang tussen de kinderen en de vrouw. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat een dergelijke gedwongen omgangsregeling niet in het belang is van de kinderen.
2.3
Zoals in de beschikking van dit gerecht van 9 juni 2015 reeds is overwogen, is het verzoek van de vrouw gebaseerd op artikel 1:377f van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Thans is aan de orde de vraag of in deze het belang van de kinderen zich verzet tegen toewijzing van het verzoek.
2.4
Uit het rapport van de Voogdijraad van 24 november 2015, komt het volgende naar voren.
2.4.1 [
naam minderjarige 1] heeft de kinderpsychologe verteld, dat hij verdrietig wordt wanneer hij over [naam van de vrouw] (d.i. de vrouw) moet praten, dat hij zich nog vaag kan herinneren dat hij op bezoek ging bij [naam van de vrouw], maar dat zij hem geen aandacht gaf en niet met hem speelde, dat hij geen positieve of leuke momenten met [naam van de vrouw] kon noemen, en dat hij twee nare incidenten heeft meegemaakt met [naam van de vrouw]. Hij begrijpt niet waarom zij vraagt om omgang.
Uit het gesprek met [naam minderjarige 2] is naar voren gekomen dat zij zich nog weinig (zelf) kan herinneren over de vrouw, en dat zij van haar broer en haar moeder het een en ander heeft gehoord. Zij wil de vrouw niet zien.
2.4.2
De psychologe concludeert dat ten aanzien van de vrouw, de kinderen de mening van de moeder grotendeels overnemen, maar dat er geen indicatie is dat sprake is van directe beïnvloeding door de moeder. Er is geen connectie tussen de kinderen en de vrouw en de kinderen wensen de vrouw ook niet te zien. Het praten over de vrouw leidt tot spanning en onrust bij de kinderen. Omgang tussen de kinderen en de vrouw zal aanmerkelijke onrust en spanning bij de kinderen teweegbrengen, hetgeen ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor hun ontwikkeling.
2.4.3
Uit het onderzoek verricht door de Raad voor het Welzijn van het kind van Curaçao (hierna: de Raad), is gebleken dat de vrouw psychologisch stabiel en pedagogisch adequaat is en dat haar intenties omtrent de kinderen authentiek zijn. De Raad heeft uit het onderzoek, waarbij de kinderen niet zijn gehoord, geen zorgsignalen geconstateerd waaruit afgeleid moet worden dat het niet in het belang van de kinderen is om omgang met de vrouw te hebben. Volgens de Raad zullen de kinderen juist baat hebben bij een omgang, omdat uit het onderzoek is gebleken dat sprake was van een sterke affectieve band tussen de vrouw en de kinderen. De omgang dient wel opgebouwd te worden.
2.4.4
De Voogdijraad stelt in het rapport voorop dat bij het onderzoek, gelet op de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 3 april 2014, is aangenomen dat tussen de vrouw en de kinderen een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. De Voogdijraad constateert vervolgens dat hoewel tussen de vrouw en de kinderen in het verleden een nauwe persoonlijke betrekking heeft bestaan, zij de afgelopen drie jaren geen contact of omgang hebben gehad met elkaar, terwijl de omgang vanaf het moment dat de affectieve relatie tussen partijen tot een einde kwam, onregelmatig is geweest. Voorts wordt geconstateerd dat er (veel) weerstand is bij de moeder tegen omgang tussen de kinderen en de vrouw, en dat de kinderen waarde hechten aan de mening van de moeder, omdat zij hun hechtingsfiguur is. Geconcludeerd wordt dat een omgangsregeling tussen de vrouw en de kinderen niet in het belang van de kinderen is.
2.5
Vast staat dat de vrouw en de kinderen al ruim vier jaar geen contact met elkaar hebben gehad. Uit de gesprekken met de kinderen bij de kinderpsycholoog, is gebleken dat zij zich de vrouw niet meer kunnen herinneren, althans dat zij zich alleen de nare gebeurtenissen die na het einde van de relatie tussen partijen zijn voorgevallen, kunnen herinneren en dat zij hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan omgang/contact met de vrouw. Gelet hierop, alsmede de conclusie van de kinderpsychologe, dat omgang met de vrouw ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van de kinderen, de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat het belang van de kinderen zich (thans) verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vrouw om tussen haar en de kinderen een omgangsregeling te bepalen.
Het gerecht hecht daarbij minder waarde aan het positieve advies van de Raad, nu deze de kinderen niet heeft gehoord alvorens een advies uit te brengen.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
2.7
Het gerecht ziet aanleiding om, gelet op de voormalige relatie tussen partijen en de aard van het verzoek, de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af,
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 31 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.