In deze zaak heeft de vrouw, die in Curaçao woont, verzocht om een omgangsregeling met haar kinderen, die bij de moeder in Aruba wonen. De vrouw en de moeder hebben jarenlang een affectieve relatie gehad en de kinderen zijn geboren via kunstmatige inseminatie. Na de beëindiging van hun relatie heeft de moeder de kinderen meegenomen en is er geen contact meer geweest tussen de vrouw en de kinderen sinds begin 2011. De vrouw stelt dat de moeder inbreuk maakt op haar recht op family life door het contact te belemmeren. De moeder verzet zich tegen de omgang en stelt dat dit niet in het belang van de kinderen is.
Het gerecht heeft eerder de Voogdijraad verzocht om een onderzoek naar de (sociale) omstandigheden van de partijen en de kinderen. Uit het rapport van de Voogdijraad blijkt dat de kinderen de vrouw niet meer willen zien en dat omgang met de vrouw ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor hun ontwikkeling. De psychologe concludeert dat de kinderen geen connectie met de vrouw hebben en dat het praten over haar spanning en onrust bij hen teweegbrengt. De Raad voor het Welzijn van het Kind heeft echter geen zorgsignalen geconstateerd en stelt dat de kinderen baat zouden hebben bij omgang, maar dit dient wel zorgvuldig opgebouwd te worden.
Uiteindelijk oordeelt het gerecht dat het belang van de kinderen zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vrouw. Het verzoek wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door rechter N.K. Engelbrecht op 31 mei 2016.