ECLI:NL:OGEAA:2016:35

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
20 januari 2016
Zaaknummer
E.J. no. 2310 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en werkgever zonder gezagsverhouding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker E*, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap Mamuris Restaurant N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Ruiz. De procedure is gestart met een verzoekschrift en een verweerschrift, waarbij de mondelinge behandeling op 8 december 2015 plaatsvond, maar beide partijen niet verschenen. E* verzoekt onder andere om betaling van achterstallig loon en om wedertewerkstelling, terwijl Mamuris verweer voert en stelt dat E* niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn om E* niet-ontvankelijk te verklaren. Echter, de stelling van E* dat er een arbeidsovereenkomst is gesloten, is onvoldoende onderbouwd. Het Gerecht verwijst naar een eerder vonnis waarin E* zelf heeft erkend dat er geen normale arbeidsverhouding was, wat de conclusie ondersteunt dat er geen gezagsverhouding tussen partijen bestond. Hierdoor worden de vorderingen van E* afgewezen.

In de beslissing wordt E* als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is openbaar uitgesproken op 19 januari 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 19 januari 2016
Behorend bij E.J. no. 2310 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn
tegen:
de naamloze vennootschap
MAMURIS RESTAURANT N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Mamuris,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 8 december 2015.
1.2
Hoewel behoorlijk aangezegd ter rolzitting van 24 november 2015 (aan mr. Gravenstijn en aan mr. I.R. Wever (occuperende voor mr. Ruiz voornoemd)) dat de mondelinge behandeling van de zaak zou plaatsvinden op 8 december 2015 om 10:30, zijn partijen noch hun gemachtigden ter zitting verschenen (en dat zonder enige kennisgeving). Ten behoeve van die zitting had de gemachtigde van E* nog nadere producties ingezonden. Omdat die producties niet ter zitting zijn toegelicht, blijven ze buiten beschouwing.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
E* verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. Mamuris veroordeelt om aan E* (door) te betalen zijn loon vanaf 26 mei 2015, althans 20 augustus 2015, totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
b. Mamuris beveelt om E* per direct weder te werk te stellen in overeenstemming met de overeengekomen werkzaamheden;
c. te dezen enige ander juist voorkomende beslissing neemt;
d. Mamuris veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Mamuris voert verweer en concludeert dat E* niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot ontzegging daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat E* niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Mamuris wordt daarom verworpen.
3.2
E* heeft zijn stelling, dat er tussen partijen op enig moment een arbeidsovereenkomst is gesloten of tot stand is gekomen die noch immer rechtsgeldig is, in het licht van het door Mamuris gemotiveerd gevoerde verweer onvoldoende nader onderbouwd. Dit klemt temeer omdat uit het door dit Gerecht op 21 juli 2015 gewezen vonnis in het tussen partijen gevoerde kort geding onder zaaknummer K.G. 1361 van 2015 (op welke uitspraak Mamuris zich beroept) blijkt dat E* in rechte heeft verklaard en/of erkend dat (1) geen sprake was van een normale arbeidsverhouding tussen partijen, (2) hij zelf kon bepalen wanneer hij kwam, (3) hij niet het aantal uren zoals vermeld op loonstroken heeft gewerkt, (4) hij geen vaste werktijden had en (5) hij de door hem gestelde werkzaamheden heeft verricht naar eigen inzicht. Daar komt nog bij dat E* zich naar eigen zeggen beschouwt als rechthebbende van de helft van de aandelen in Mamuris. Tegen die achtergrond valt naar het oordeel van het Gerecht zonder nadere uitleg van E*, die dus ontbreekt, niet in te zien dat sprake was van een voor een arbeidsovereenkomst kenmerkende of vereiste gezagsverhouding tussen partijen. Eén en ander brengt mee dat de vorderingen van E* zullen worden afgewezen, en dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.3
E* zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Mamuris, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door E* verzochte;
-veroordeelt E* in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Mamuris, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 januari 2016.