ECLI:NL:OGEAA:2016:336

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
E.J. 64 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en proceskosten in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzoek van [verzoekster] tegen de naamloze vennootschap Panaderia Moderna & Horeca N.V. [verzoekster] was in dienst als serveerster en is op 28 mei 2015 op staande voet ontslagen wegens werkverzuim op 26 en 27 mei. [verzoekster] heeft aanvankelijk betwist dat het ontslag geldig was, maar heeft haar standpunt later bijgesteld. Ze verzoekt nu om een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is en vraagt om een billijke vergoeding.

Panaderia voert verweer en stelt dat er wel degelijk een dringende reden was voor het ontslag. De rechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de exacte data en omstandigheden van het ontslag. [verzoekster] heeft niet voldoende bewijs geleverd voor haar stellingen, en de rechter concludeert dat het ontslag op 28 mei 2015 niet kennelijk onredelijk is. Bovendien heeft [verzoekster] een problematisch arbeidsverleden, wat meeweegt in de beslissing.

De rechter heeft het verzoek van [verzoekster] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Panaderia, die zijn begroot op Afl. 1.800. De beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen op 17 mei 2016.

Uitspraak

Beschikking van 17 mei 2016
Behorend bij E.J. 64 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
de naamloze vennootschap
PANADERIA MODERNA & HORECA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Panaderia,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het verweerschrift op het tegenverzoek;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [verzoekster];
- de behandeling ter zitting van 26 april 2016 en de daarvan gemaakte aantekeningen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[verzoekster] is op 15 februari 2015 in dienst getreden van Panaderia als serveerster.
2.2
Zij is in mei 2015 op staande voet ontslagen. Een in verband daarmee opgemaakte ontslagbrief vermeldt:
Nos ta cumpli cu informa bo persona cu desde awe 28 mei 2015 bo no ta den servicio mas di carpaccio ristorante italiano[Panaderia]
pa motibo di no show no call riba dianan 26 y 27 di mei 2015.
2.3 [
[verzoekster] heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat haar ontslag nietig was maar berust daarin inmiddels.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[verzoekster] verzoekt toegelaten te worden kosteloos te procederen. Verder verzoekt [verzoekster] een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is en – uitvoerbaar bij voorraad –veroordeling van Panaderia tot betaling van een vergoeding naar billijkheid.
3.2 [
[verzoekster] grondt het verzoek erop dat er geen dringende reden was om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te beëindigen.
3.3
Panaderia voert hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Partijen zijn het erover eens dat [verzoekster] op staande voet is ontslagen. Zij zijn het er echter niet over eens waarom en op welke dag.
4.2
Vast staat dat [verzoekster] in ieder geval op staande voet is ontslagen op 28 mei 2015 wegens werkverzuim op 26 en 27 mei.
4.3
Volgens [verzoekster] heeft Panaderia dat ontslag ongedaan gemaakt, is zij tewerkgesteld als “runner” maar op 29 mei 2015 weer ontslagen.
4.4
Dat weerspreekt Panaderia. Het klopt dat [verzoekster] twee maal op staande voet is ontslagen maar de eerste keer was dat op 26 mei naar aanleiding van een incident met een klant van het restaurant. Na bemiddeling door de directie arbeid en onderzoek is [verzoekster] weer in dienst genomen maar vervolgens is [verzoekster] niet op het werk gekomen en heeft zij zich ook niet afgemeld. Daarna is zij wegens werkverzuim op 28 mei 2015 weer op staande voet ontslagen. Van wedertewerkstelling als “runner” is geen sprake geweest, het restaurant had geen “runners”.
4.5
Dat [verzoekster] op 29 mei 2015 op staande voet is ontslagen heeft zij in het licht van het verweer van Panaderia niet voldoende toegelicht en onderbouwd.
Daarbij speelt mede een rol dat de stellingen van [verzoekster] niet consistent zijn. In het inleidend verzoekschrift stelt [verzoekster], dat naar aanleiding van haar beroep op 29 mei 2015 op de nietigheid van – kennelijk – een ontslag van 28 of 29 mei, zij op 1 juni 2015 weer in dienst is genomen als “runner”. Vervolgens zou zij op 29 mei 2015 weer zijn ontslagen. Dat zou betekenen dat [verzoekster] al was ontslagen voordat zij (weer) in dienst was genomen. In de ‘pleitnota’ heet het dan weer dat [verzoekster] op 29 mei 2015 (weer) in dienst is genomen maar op diezelfde dag (kennelijk) weer is ontslagen. In de door [verzoekster] overgelegde brief van 9 juni 2015 betoogt [verzoekster] dat zij op 26 mei 2016 op staande voet is ontslagen, op 29 mei 2015 (weer) in dienst is genomen maar op 1 juni 2015 op staande voet werd ontslagen.
4.6
Die verwarring leidt tot de conclusie dat het verzoek niet feitelijk onderbouwd is. Van een ontslag op staande voet op 29 mei 2015 is niet gebleken. Dat kan dus ook niet kennelijk onredelijk zijn.
4.7
Ten overvloede overweegt het gerecht nog dat het ontslag op 28 mei 2015 niet tot toewijzing van een billijke vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag kan leiden. [verzoekster] heeft niet weersproken dat zij op 27 en 28 mei niet is gaan werken. Dat zij toen ziek was en dat aan Panaderia heeft gemeld is onvoldoende toegelicht en onderbouwd. [Verzoekster] had bepaald geen brandschoon arbeidsverleden, zij was meermaals gewaarschuwd met betrekking tot haar werkhouding. Zij was bovendien nog maar kort in dienst en tenslotte is onweersproken dat het restaurant inmiddels de deuren gesloten heeft wegens tegenvallende klandizie. Dat alles leidt ertoe dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is en voor zover het dat wel zou zijn geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een billijke vergoeding.
4.8
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [verzoekster] de proceskosten van Panaderia moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verleent [verzoekster] toestemming kosteloos te procederen;
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Panaderia worden begroot op Afl. 1.800, aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 17 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.