ECLI:NL:OGEAA:2016:287

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
BBZ nr. 46282 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van pro forma beroepschrift wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 april 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep van X N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X N.V., had een pro forma beroepschrift ingediend, maar de pleitnota die door een derde, D, ter zitting werd overgelegd, kon niet als motivering van het beroep worden aangemerkt. Dit kwam doordat D niet gemachtigd was om de belanghebbende te vertegenwoordigen. Het Gerecht oordeelde dat het beroep van belanghebbende om deze reden niet gemotiveerd was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De procesgang begon met navorderingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2001 en 2002, opgelegd op 12 mei 2006. De belanghebbende kwam tijdig in bezwaar, maar de Inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk. De gemachtigde van belanghebbende, A van kantoor B, diende op 30 december 2010 beroep in tegen de uitspraken op bezwaar. Tijdens de zitting op 20 november 2014 werd afgesproken dat partijen zouden onderhandelen, maar er werd geen bericht ontvangen over de voortgang. Bij de zitting op 9 maart 2016 bleek dat D niet gemachtigd was om op te treden namens de belanghebbende, die inmiddels geen adres meer had door verhuizing.

Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende haar beroepschrift niet had gemotiveerd, ondanks een eerdere gelegenheid daartoe. De pleitnota van D kon niet als motivering worden aangemerkt, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en de griffier was M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na de toezending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 20 april 2016
BBZ nr. 46282 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X N.V., voorheen gevestigd in Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 12 mei 2006 navorderingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2001 en 2002 met belastbare inkomens van Afl. 436.600 respectievelijk Afl. 393.700 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 12 mei 2006 een definitieve aanslag winstbelasting over het jaar 2003 met een belastbaar inkomen van Afl. 169.300 opgelegd.
1.3
Belanghebbende is op 12 mei 2006 tijdig in bezwaar gekomen tegen bovengenoemde aanslagen.
1.4
Op 15 december 2010 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan waarbij de Inspecteur de bezwaren niet- ontvankelijk heeft verklaard.
1.5
Op 30 december 2010 is de gemachtigde van belanghebbende A van het kantoor B namens belanghebbende tijdig in beroep gekomen tegen bovengenoemde uitspraken op bezwaar.
1.6
De Inspecteur heeft op 28 maart 2014 een verweerschrift met producties ingediend.
1.7
Per brief van 17 november 2014 deelt C van kantoor B, mee dat hij desisteert als gemachtigde en dat belanghebbende nu wordt bijgestaan door D.
1.8
De zaken zijn behandeld ter zitting van 20 november 2014, waarbij zijn verschenen D, die te kennen gaf namens belanghebbende op te treden en namens de Inspecteur E. Afgesproken was dat partijen zouden gaan onderhandelen en uiterlijk de dag daarna, 21 november 2014, de Raad van Beroep in Belastingzaken (de Raad) zouden berichten of zij het beroep wensten in te trekken of dat de Raad uitspraak moest doen. De Raad heeft geen bericht van de Inspecteur of van D mogen ontvangen.
1.9
De zaken zijn vervolgens wederom behandeld ter zitting van 9 maart 2016, waarbij zijn verschenen de heer D en namens de Inspecteur E. D heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet gemachtigd is om namens belanghebbende op te treden en ook nooit gemachtigd is geweest. Volgens de bevolkingsadministratie is de heer Y directeur groot aandeelhouder van belanghebbende op 13 oktober 2011 uit Aruba vertrokken naar U, V. Een adres is niet bekend. Nu belanghebbende geen gemachtigde meer heeft, had het op haar weg gelegen om bij verhuizing een adreswijziging aan het Gerecht door te geven, zodat belanghebbende voor de zitting uitgenodigd kan worden. Dat heeft belanghebbende nagelaten. Het Gerecht is evenmin ambtshalve bekend met de het exacte adres van belanghebbende, en dat betekent dat het onmogelijk is om belanghebbende uit te nodigen voor een zitting. Het Gerecht zal om die reden afzien van een nadere zitting.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft aanvankelijk pro- forma bezwaarschriften ingediend. Die bezwaarschriften zijn nimmer nader gemotiveerd.
2.2
Belanghebbende heeft pro- forma beroep aangetekend. Dat beroep is ook nimmer gemotiveerd.
2.3
Per brief met dagtekening 14 oktober 2013 is belanghebbende door de Raad op de hoogte gesteld van het feit dat het beroepschrift niet gemotiveerd is. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken na dagtekening van de brief te herstellen en de Raad heeft belanghebbende medegedeeld dat indien het beroepschrift niet binnen die termijn is aangevuld, de mogelijkheid bestaat dat de Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaart. Belanghebbende heeft aan deze brief geen gehoor gegeven en een nadere motivering van het beroepschrift is uitgebleven.
2.4
Ter zitting van 20 november 2014 heeft D een pleitnota overgelegd.

3.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Ingevolge artikel 5, lid 2 Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) moet het beroepschrift met redenen zijn omkleed. In artikel 7, lid 1 LBB is bepaald dat de griffier de belanghebbende in de gelegenheid stelt om een niet gemotiveerd beroep alsnog te voorzien van een motivering. Belanghebbende heeft haar beroepschrift, ook nadat zij hiertoe per brief van 14 oktober 2013 in de gelegenheid is gesteld, niet nader gemotiveerd. Ter zitting van 20 november 2014 is door D een pleitnota overgelegd. Nu belanghebbende D niet heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen, kan de op 20 november 2014 door D overgelegde pleitnota niet aangemerkt worden als motivering van het beroepschrift en is het beroepschrift van belanghebbende nimmer gemotiveerd.
Nu belanghebbende haar beroepschrift niet gemotiveerd heeft, verklaart het Gerecht het beroep niet- ontvankelijk.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2016, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).