ECLI:NL:OGEAA:2016:281
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake geldleningsovereenkomst en borgstelling
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft Eiseres een vordering ingesteld tegen Gedaagde op basis van een geldleningsovereenkomst. Eiseres had op 1 juni 2010 een schriftelijke overeenkomst gesloten met de hoofdschuldenaar, waarbij deze een bedrag van Afl. 2.000,00 leende. Gedaagde, die als borg optrad, was voorheen gehuwd met de hoofdschuldenaar. Na een sommatie van Eiseres aan Gedaagde om het geleende bedrag terug te betalen, heeft Gedaagde geen gehoor gegeven. Eiseres vorderde een bedrag van Afl. 2.300,00, vermeerderd met incassokosten en wettelijke rente.
Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij zich niet als borg had gesteld. Hij voerde aan dat de handtekening op de overeenkomst vervalst was. Het gerecht oordeelde dat het aan Eiseres was om te bewijzen dat Gedaagde als borg partij was bij de overeenkomst. Tijdens de procedure bleek dat Eiseres niet bereid was om de kosten van een schriftdeskundige voor te schieten, wat haar bewijsvoering bemoeilijkte. Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat Eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar vordering te onderbouwen.
Het vonnis, uitgesproken op 13 april 2016, wees de vordering van Eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van Gedaagde, begroot op Afl. 625,00 aan gemachtigdensalaris. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M. Schoemaker in aanwezigheid van de griffier.