ECLI:NL:OGEAA:2016:278

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
A.R. 2776 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van de voormalige echtelijke woning en de juridische grondslagen voor gebruik door de gedaagde

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 13 april 2016 een vonnis gewezen in een geschil tussen Eiseres en Gedaagde over de ontruiming van een woning. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Illes, vorderde de ontruiming van de woning die voorheen eigendom was van erflaatster, die op 26 november 2005 is overleden. Gedaagde, de voormalige echtgenoot van erflaatster, woont nog steeds in de woning en heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Eiseres. Hij stelt dat hij recht heeft op gebruik van de woning op basis van een huurrecht en andere juridische grondslagen, maar het gerecht oordeelt dat deze argumenten niet houdbaar zijn. Het gerecht concludeert dat er geen huur- of gebruiksovereenkomst tussen Eiseres en Gedaagde tot stand is gekomen en dat Gedaagde geen recht heeft om in de woning te blijven wonen. Eiseres heeft de woning geërfd en heeft recht op ontruiming. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de leeftijd van Gedaagde (85 jaar) en het feit dat hij al lange tijd in de woning woont, wordt er een ruime ontruimingstermijn van vijf jaar vastgesteld. Daarnaast wordt Gedaagde veroordeeld tot het toestaan van een taxatie van de woning en het betalen van een gebruiksvergoeding. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 11 mei 2016 voor verdere uitlating.

Uitspraak

Vonnis van 13 april 2016
Behorend bij A.R. 2776 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiseres,
te [woonplaats],
hierna ook te noemen: Eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:
Gedaagde,
te [woonplaats],
hierna ook te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis. Het gerecht begrijpt, onder verwijzing naar het vonnis in het zekerheidsincident, dat Eiseres 2 geen partij in dit geding meer is nu zij geen zekerheid heeft gesteld. Bij separate niet-ontvankelijkverklaring van Eiseres 2 heeft Gedaagde geen belang meer.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[Erflaatster], verder: erflaatster, is overleden op 26 november 2005. Zij was buitengemeenschap van goederen gehuwd met Gedaagde. Het huwelijk is door het overlijden van erflaatster ontbonden.
2.2
Erflaatster was eigenaar van een woning te [adres]. Zij heeft daar gedurende het huwelijk samen met Gedaagde gewoond.
2.3
Erflaatster heeft bij testament van 16 maart 2006 over haar vermogen beschikt en Eiseres tot enig erfgenaam benoemd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert samengevat – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Gedaagde tot het gedogen van een taxatie en ontruiming, met veroordeling van Gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat Gedaagde zonder recht of titel gebruik maakt van haar woning.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van Eiseres in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gedaagde grondt het door hem gestelde recht om van de (voormalige) echtelijke woning gebruik te maken op, voor zover het gerecht dat kan volgen, een huurrecht waaraan geen einde komt zolang de Huurcommissie daarvoor geen toestemming geeft, het bestaan van een natuurlijke verbintenis tussen erflaatster en Gedaagde waardoor dat na overlijden van eerstgenoemde is geconverteerd in een rechts afdwingbare verbintenis jegens Eiseres als (naar het gerecht begrijpt) testamentair erfgenaam [1] , anticipatie op ontwerpwetgeving, althans concorderende uitleg van de Arubaanse wet aan die van Nederland en andere delen van het Koninkrijk, verkrijgende verjaring van een recht vruchtgebruik en ten slotte een overeenkomst van bruikleen. Geen van deze grondslagen kan het verweer dragen.
4.2
Niet weersproken is dat het pand dat Gedaagde nu bewoont voorheen de echtelijke woning van erflaatster en Gedaagde was. Dat de woning op grond van de huwelijkse voorwaarden volledig eigendom van erflaatster was doet daaraan niet af. Mede in het licht van het bepaalde in artikel 1:83 lid 1 BW valt zonder nadere, niet gestelde, omstandigheden niet in te zien hoe tot de conclusie kan worden gekomen dat tussen erflaatster en Gedaagde een huur- of een gebruiksovereenkomst met betrekking tot de echtelijke woning tot stand is kunnen komen. Ook nadien is niet kenbaar een dergelijke overeenkomst tussen Eiseres en Gedaagde tot stand gekomen.
De omstandigheid dat Eiseres de Huurcommissie in augustus 2008 zou hebben benaderd om een huurprijs vast te stellen – stukken daarvan zijn niet overgelegd – brengt niet mee dat tussen partijen zo’n huurovereenkomst bestaat nu niet duidelijk is dat Gedaagde destijds van het bestaan van een huurovereenkomst is uitgegaan. Gedaagde heeft naar eigen stelling ook nooit enige huursom aan Eiseres betaald.
Om tot de conclusie te komen dat na het overlijden van erflaatster een gebruiksovereenkomst tussen Eiseres en Gedaagde tot stand is gekomen is ook niet voldoende gesteld. Enige basis waarop tot de conclusie kan worden gekomen dat partijen ter zake wilsovereenstemming hebben bereikt wordt niet gesteld. Evenmin is duidelijk op basis waarvan Gedaagde er gerechtvaardigd op zou hebben mogen vertrouwen dat ter zake tussen partijen wilsovereenstemming bestond. De enkele omstandigheid dat Eiseres kennelijk al die jaren gedoogd heeft dat Gedaagde in de voormalige echtelijke woning bleef wonen is niet genoeg om tot die conclusie te komen.
4.3
Voor anticipatie op een wetsontwerp nieuw erfrecht is geen ruimte, reeds niet omdat het ontwerp ingrijpend afwijkt van het huidige recht. Ook op grond van concorderende uitleg is geen ruimte voor toepassing van het door Gedaagde voorgestane recht; in Aruba luidt het huwelijksvermogens- en het erfrecht nu eenmaal uitdrukkelijk anders dan in Nederland en andere delen van het Koninkrijk.
Dat bij erflaatster een verzorgingswens jegens Gedaagde heeft voorgestaan en Eiseres daarom als erfgenaam hieraan gebonden is komt niet tot uitdrukking in het door erflaatster gemaakte testament. Wilsuitingen in dat verband, voor zover die zijn gedaan overeenkomstig hetgeen in de door Gedaagde overgelegde verklaringen staat, kunnen geen inbreuk maken op de uiterste wil zoals die door erflaatster in haar testament tot uitdrukking is gebracht.
4.4
Voor de gestelde verkrijgende verjaring van een recht van vruchtgebruik is nodig dat Gedaagde gedurende 20 jaar het onafgebroken bezit (te kwader trouw) van dergelijk registergoed heeft gehad. Om dezelfde reden als onvoldoende gemotiveerd gesteld is dat tussen erflaatster en Gedaagde enige overeenkomst heeft bestaan is onvoldoende gemotiveerd dat Gedaagde gedurende het huwelijk met erflaatster heeft gemeend bezitter te zijn van een recht van vruchtgebruik op de echtelijke woning. Daarvan kan dus hooguit pas sprake zijn na het overlijden van erflaatster op 26 november 2005. Sedertdien zijn nog geen 20 jaar verstreken.
4.5
Voorgaande betekent dat de vordering toewijsbaar is. Het gerecht kan ondertussen de ogen niet sluiten voor de omstandigheid dat Eiseres niet zo maar een woning maar de voormalige echtelijke woning heeft geërfd, Gedaagde inmiddels 85 jaar oud is, hij voor en vanaf het overlijden van zijn echtgenote in de woning woont terwijl niet gebleken is dat Eiseres er geen bijzonder spoedeisend belang heeft om over de woning te beschikken; zij wil deze zelf betrekken of verkopen na haar verhuizing uit Venezuela maar de noodzaak daarvan is niet onderbouwd en nader gemotiveerd. Het gerecht ziet hierin aanleiding om een ruime ontruimingstermijn van vijf jaar vast te stellen. Niet redelijk en billijk zou echter zijn dat Gedaagde zonder enige gebruiksvergoeding van de woning gebruik blijft maken. Het gerecht legt in dit verband aan partijen voor dat de woning kennelijk meer dan Afl. 100.000, historische bouwwaarde zou hebben zodat, aansluiting zoekend bij gebruikelijk bij voorgezet gebruik na echtscheiding, te denken valt aan 4% van die waarde, wat neerkomt op Afl. 333, per maand.
4.6
Ondertussen is er geen goede reden waarom Gedaagde een onderzoek door een hier te lande opererende makelaar/taxateur niet zou moeten toestaan. Daartoe zal hij te zijner tijd ook worden veroordeeld.
4.7
Het gerecht zal de zaak daarom verwijzen naar de rol van 11 mei 2016 voor uitlating zijdens partijen.
4.8
Het gerecht houdt iedere verdere beslissing aan.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 11 mei 2016 voor uitlating zijdens beide partijen P1;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Van een legaat is niet gebleken, volgens de verklaring van erfrecht is [eiseres] enig erfgenaam.