Uitspraak
BANCO DI CARIBE (ARUBA) N.V.,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, Banco di Caribe (Aruba) N.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een geldleningsovereenkomst die op 30 augustus 2006 was aangegaan. Gedaagde heeft zich niet gehouden aan zijn afbetalingsverplichtingen, wat leidde tot een sommatie door eiseres op 3 februari 2015 om het openstaande bedrag van Afl. 6.714,46 te betalen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft hierop niet gereageerd, wat resulteerde in conservatoir derdenbeslag op 6 november 2015.
Tijdens de comparitie op 1 maart 2016 erkende gedaagde dat hij het gevorderde bedrag verschuldigd was, maar gaf aan in betalingsonmacht te verkeren na verlies van zijn baan. Hij stelde voor om een betalingsregeling van Afl. 250,- per maand te treffen, wat door eiseres werd afgewezen. De rechter oordeelde dat eiseres voldoende recht en belang had bij toewijzing van haar vordering, gezien de omstandigheden van gedaagde en het feit dat er geen reëel vooruitzicht was op een spoedige aflossing van de schuld.
In de beslissing werd gedaagde veroordeeld om het bedrag van Afl. 6.714,46 te betalen, vermeerderd met rente en incassokosten, en werd hij ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiseres. Dit vonnis werd uitgesproken op 13 april 2016 door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.