In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, die in geschil was met de Inspecteur der Belastingen over de aftrekbaarheid van kosten voor een garage. Belanghebbende had een definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2007 ontvangen, waarbij hij kosten voor de garage had opgevoerd als verwervingskosten. De garage werd zowel voor zakelijke als privé doeleinden gebruikt. De Inspecteur had de kosten voor de garage niet volledig geaccepteerd, wat leidde tot het beroep van belanghebbende.
Het Gerecht oordeelde dat de kosten voor de garage alleen aftrekbaar zijn voor zover deze betrekking hebben op het zakelijke gebruik. De bewijslast lag bij belanghebbende, die niet kon aantonen welk deel van de garage zakelijk werd gebruikt. Het Gerecht concludeerde dat belanghebbende niet aan zijn bewijslast had voldaan, maar erkende dat de garage hoofdzakelijk bedoeld was voor het parkeren van de auto van de zaak. Uiteindelijk stelde het Gerecht de aftrekbare kosten vast op Afl. 1.300, wat leidde tot een vermindering van de aanslag en een gegrondverklaring van het beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van het zakelijke gebruik van kosten in belastingzaken. Het Gerecht vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en verlaagde het belastbaar inkomen van belanghebbende, waarbij het griffierecht werd vergoed.