Uitspraak
MIO ARUBA
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
Afl. 2.058.000,00 hetgeen overeenkomt met 21 MHz ad Afl. 98.000,00.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap D.T.H. TELEVISION & TELECOMMUNICATIONS N.V. (hierna: MIO) een vordering ingesteld tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon LAND ARUBA (hierna: het Land). MIO betwistte de hoogte van de eenmalige en periodieke vergoedingen die aan het Land verschuldigd waren op basis van de aan haar verleende concessies voor de exploitatie van een mobiel netwerk op Aruba. MIO stelde dat de bepalingen in het Landsbesluit telecommunicatierechten (AB 2003 no. 83) onverbindend waren en dat de hoogte van de vergoedingen prohibitief was voor de telecommarkt.
De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. MIO voerde aan dat de bestuursrechter niet bevoegd was om de verbindendheid van de bepalingen te toetsen, omdat zij niet opkwam tegen de laatste factuurbeschikking, maar tegen de bepalingen zelf. Het Land voerde echter aan dat MIO niet ontvankelijk was in haar vordering, omdat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstond met voldoende waarborgen.
De rechter oordeelde dat MIO niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat de burgerlijke rechter in beginsel geen taak heeft in geschillen waarvoor de wetgever een bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengesteld. De rechter benadrukte dat MIO de mogelijkheid had om de factuurbeschikkingen aan te vechten bij de bestuursrechter, en dat het enkele feit dat zij nu moest wachten op een volgende factuurbeschikking niet leidde tot een ander oordeel. MIO werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het Land waren begroot op Afl. 12.200,00 voor salaris van de gemachtigde.