5.Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de (navolgende) wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 1] (bijlage [nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 5 augustus 2015 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], [rang] en [rang] bij voornoemd korps, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Op 4 augustus 2015 omstreeks 22.25 uur werden wij naar de [straatnaam en huisnummer] gedirigeerd. Onderweg zagen wij een groep jongens vanuit het erf te [adres] wegrennen. Bij voornoemd perceel stond een groep mensen. Drie auto’s en de ruiten van de woning waren vernield. Wij spraken met [slachtoffer 2]. Hij vertelde dat hij met zijn familieleden voor het perceel stonden en dat zij op een gegeven moment zagen dat een groep jongens in hun richting kwam rennen en auto’s vernielde en de woning bekogelde met rotsen. Op een gegeven moment hoorde hij drie schoten. Ze renden allemaal naar binnen en toen hij de voordeur dicht wilde doen kreeg hij een schot in zijn linker handpalm. Ik, [verbalisant 2], constateerde een schot in zijn hand. Ik, [verbalisant 1], sprak met [slachtoffer 1]. Hij vertelde dat een groep jongens, waaronder [verdachte], hun had aangevallen en alles had vernield. Hij vertelde ook dat [verdachte] een vuurwapen bij zich had en in de richting van [slachtoffer 2] had geschoten. [Slachtoffer 2] werd door een ambulance naar [ziekenhuis] vervoerd. Bij [ziekenhuis] overhandigde een verpleegkundige ons de bij [slachtoffer 2] uit zijn hand gehaalde kogel.
2. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] (onder tabblad zaaksdossier P.H. [nummer], bijlage [nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 4 augustus 2015 door [verbalisant], [rang] bij voormeld korps, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Vanavond was ik bij het huis van [verdachte 2]. De jongen genaamd [verdachte] zat op de patiomuur. [Verdachte] stond op en haalde een vuurwapen tevoorschijn. Hij richtte het vuurwapen op mij en zette het tegen mijn voorhoofd. Ik begon met [verdachte] te vechten om het vuurwapen van hem af te pakken. Ik ben daarna naar mijn huis te [straatnaam en huisnummer] gegaan. Thuis gekomen zag ik dat de auto van mijn zus helemaal vernield was. Tevens werd mijn huis met stenen bekogeld.
3. Een proces-verbaal van confrontatie (bijlage AH.[nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 7 augustus 2015 door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende, -zakelijk weer-gegeven-:
Aangever [slachtoffer 1] werd via een confrontatiespiegel geconfronteerd met [jongen]. Tijdens de confrontatie verklaarde hij dat de man met wie hij werd geconfronteerd niet [...] [verdachte] is die hem op 4 augustus 2015 met een vuurwapen had bedreigd en ook niet [...] [verdachte] die bij zijn woning in de groep jongens aanwezig was en geschoten had.
4. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie (bijlage AH.[nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 28 augustus 2015 door [verbalisant], [rang] bij voormeld korps, met als bijlage een fotoblad, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Aan [slachtoffer 1] werd een fotoblad met zes foto’s, waaronder die van de verdachte, getoond. Hij herkende zonder aarzelen de verdachte op de foto gemerkt als nummer 4, als [...] [verdachte] met wie hij op de dag van het gebeurde had gevochten voor de woning van [verdachte 2] en dat deze [verdachte] een vuurwapen tevoorschijn had gehaald en dit op hem had gericht en tevens als de persoon die op de dag van het gebeurde bij zijn woning had geschoten.
5. Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte 2], pv nummer [nummer] (bijlage [nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 5 augustus 2015 door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], [rang verbalisant 3] en [rang verbalisant 4] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Gisteravond 4 augustus 2015 omstreeks 19.30 uur was ik thuis te [straatnaam en huisnummer]. Ik zag dat een jongen op de grond lag met een vuurwapen in zijn hand en deze omhoog hield, terwijl een andere jongen, die [slachtoffer 1] heet, het vuurwapen probeerde af te pakken. Hij lag bovenop de jongen met het vuurwapen. Ik heb het vuurwapen afgepakt. De jongens renden weg. Ongeveer vijf minuten later zag ik een bende aan komen lopen. Toen de bende jongens voor mijn neus stond vroegen ze voor het pistool. Een van de jongens zei dat ik het pistool moest overhandigen anders zou er gespuugd worden (opmerking verbalisant: spugen is straattaal en het betekent dat er kogels zullen vallen). Een jongen pakte het pistool. Hierna is de bende weggegaan.
6. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie (bijlage AH.[nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 13 augustus 2015 door [verbalisant] voornoemd, met als bijlage een fotoblad, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Aan [verdachte 2] werd een fotoblad met zes foto’s, waaronder die van de verdachte, getoond. Hij herkende zonder aarzelen de verdachte op de foto gemerkt als nummer 6, als de jongen die op de dag van het gebeurde met [slachtoffer 1] voor zijn woning had gevochten en die in het bezit was van een vuurwapen.
7. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] (onder tabblad zaaksdossier P.H.[nummer], bijlage [nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 4 augustus 2015 door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Zonet werd de auto van [...] [zus slachtoffer 2] en mijn huis te [straatnaam en huisnummer] met stenen bekogeld en vernield. De politie kwam ter plaatse. Nadat de politie was weggegaan bleven wij, mijn familie en ik buiten staan. Op een gegeven moment kwam een groep jongens. De groep jongens begon ons met stenen en flessen te bekogelen. Wij renden allemaal mijn huis binnen. Toen ik de deur ging sluiten voelde ik iets aan mijn linker midden vinger. Ik voelde veel pijn aan deze vinger en het begon te bloeden. Bij de poli van [ziekenhuis] werd de kogel vanuit mijn vinger gehaald.
8. Een proces-verbaal van aangifte door [aangever] (onder tabblad zaaksdossier P.H.[nummer], bijlage [nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt op 7 augustus 2015 door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
De avond van 4 augustus 2015 was de politie bij mijn huis te [straatnaam en huisnummer] gekomen nadat een groep jongens de auto van [...] [zus van aangever] had vernield en onze woning met stenen en flessen had bekogeld. Nadat de politie was weggegaan, bleven [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [zus van aangever] en haar drie kleine kinderen, [aanverwant van aangever] en [stiefouder van aangever] buiten voor de woning. Ik zag omstreeks 22.00 uur de groep jongens weer richting onze woning komen rennen. Ik zag dat [verdachte] een vuurwapen tevoorschijn haalde en hij schoot met dit vuurwapen in onze richting. Ik had ongeveer vijf knallen gehoord. Hierdoor renden [zus van aangever] en haar drie kinderen, [aanverwant van aangever], [stiefouder van aangever] en [slachtoffer 2] binnen onze woning. Op het moment dat [slachtoffer 2] de ingangsdeur van de woning aan het sluiten was, had één van de kogels van bedoeld vuurwapen hem tegen één van zijn vingers geraakt.
9. Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] (bijlage [nummer]), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 augustus 2015 gesloten en getekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Op 4 augustus 2015 was ik in de avond bij de woning [straatnaam en huisnummer]. Die avond was een groep jongens tweemaal bij de woning gekomen. De jongens hadden de auto van [...] [vriendin van getuige] vernield en de woning en ons bekogeld met stenen, flessen en balken. De politie was twee keer gekomen. Nadat de politie was weggegaan, stonden mijn vader, mijn moeder, [vriendin van getuige] en haar drie kinderen, [broer van vriendin], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en ik buiten de woning. Dezelfde groep jongens kwam weer terug. Ik zag dat [verdachte] een vuistvuurwapen tevoorschijn haalde en in onze richting begon te schieten. Op het moment dat [verdachte] het vuurwapen tevoorschijn haalde, hoorde ik [verdachte 1] tegen [verdachte] roepen “
Tira nan, tira nan”. Ik hoorde drie knallen van dit vuurwapen afgaan. Eén afgevuurde kogel heeft een vinger van [slachtoffer 2] geraakt.
10. De
verklaring van de verdachte, op 26 februari 2016 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben op 4 augustus 2015 naar de woning van [verdachte 2] gegaan. [Slachtoffer 1] was daar ook.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Hij heeft verklaard dat hij de bewuste avond bij de woning van [verdachte 2] door [slachtoffer 1] werd aangevallen met een kapmes zonder dat hij in het bezit was van een vuurwapen, dat hij daarna naar huis is gegaan en dat hij die avond niet bij de woning te [straatnaam en huisnummer] is geweest. Het gerecht acht de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op de bewuste avond [slachtoffer 1] bij de woning van [verdachte 2] met een vuurwapen heeft bedreigd en daarna met een groep jongens naar de woning van die [slachtoffer 1] is gegaan en daar samen met die andere jongens auto’s en de woning heeft bekogeld met stenen en flessen. Er zijn die avond bij die woning meerdere confrontaties geweest. Bij de laatste confrontatie is geschoten, waarbij twee personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gewond zijn geraakt. Het gerecht acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die in de richting van [slachtoffer 1] heeft geschoten en hem daarbij heeft geraakt. De politie heeft in het proces-verbaal van aanhouding van [verdachte 1] (bijlage [nummer]) gerelateerd dat deze [slachtoffer 1] toen de politie na het schietincident ter plaatste kwam, aanvankelijk aan de politie heeft verklaard dat hij werd beschoten door een ander, namelijk [verdachte 1]. Hij heeft [verdachte 1], die op dat moment al was aangehouden, daarbij ook uitdrukkelijk aangewezen als schutter, toen hij hem in de transportwagen zag zitten, terwijl hij toen wel heeft verklaard dat de verdachte op [slachtoffer 2] had geschoten. Het gerecht heeft om die reden gerede twijfels bij de latere verklaring van [slachtoffer 1] zoals neergelegd in zijn aangifte, alsmede de verklaringen van [aangever] en [getuige] voor zover inhoudende dat de verdachte degene is geweest die (ook) op [slachtoffer 1] heeft geschoten. Het gerecht acht op grond van de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen echter dat wel voldoende is komen vast te staan dat de verdachte die avond (ook) heeft geschoten, en wel in de richting van een groep mensen waartussen [slachtoffer 2] zich bevond en dat een van de door de verdachte afgevuurde kogels die [slachtoffer 2] daarbij in een vinger heeft geraakt.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat de verklaringen van [aangever] en [getuige] op een belangrijk punt niet met elkaar overeen komen, omdat [aangever] heeft verklaard dat de verdachte het vuurwapen uit een tas haalde, terwijl [getuige] heeft verklaard dat de verdachte dit wapen uit zijn broeksband haalde, maar het gerecht ziet hierin geen aanleiding om de verklaringen onbetrouwbaar te achten voor zover zij inhouden dat de verdachte heeft geschoten in de richting van [slachtoffer 2], te minder daar er voldoende steunbewijs voorhanden is.
De verdediging heeft voorts nog aangevoerd dat opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het gerecht verwerpt dit betoog. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte, blijkens zijn gedraging, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een vuurwapen meermalen en gericht op een groep mensen, waaronder [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl dit slachtoffer zich binnen relatief korte afstand van de verdachte bevond en de woning in vluchtte. Eén van de kogels heeft het slachtoffer daarbij in zijn vinger geraakt op het moment dat hij de deur van de woning aan het sluiten was. In het algemeen geldt dat de kans dat een slachtoffer door deze gedraging van de verdachte zou kunnen overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het doden van dit slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard, terwijl van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden niet is gebleken. Het gerecht acht dan ook voorwaardelijk opzet op de dood van dit slachtoffer wettig en overtuigend bewezen.