ECLI:NL:OGEAA:2016:203

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
K.G.428 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen aandeelhouder en vennootschap met vordering tot schorsing van vonnis

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.H. Lejuez, een kort geding aangespannen tegen SEASTAR HOLDING N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. G.W. Rep. De procedure betreft een executiegeschil naar aanleiding van een eerder vonnis van 2 maart 2016, waarin de vorderingen van Seastar grotendeels zijn toegewezen. Eiser vordert dat de executie van dit vonnis wordt verboden of gestaakt, onder verbeurte van een dwangsom van Afl 25.000,00 per dag dat Seastar niet aan het vonnis voldoet. Eiser stelt dat het vonnis juridische en feitelijke misslagen bevat en dat de rechter bepaalde stellingen van hem niet heeft onderzocht.

De rechter overweegt dat in een executiegeschil slechts met terughoudendheid kan worden overgegaan tot schorsing van de executie. De vordering van Eiser wordt afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat de rechter in het eerdere vonnis relevante verweren niet heeft behandeld. Het Gerecht constateert dat de rechter in kort geding wel degelijk acht heeft geslagen op de relevante onderdelen van de verweren van Eiser. De overige stellingen van Eiser worden als niet relevant beschouwd voor de beoordeling van de executie.

De uitspraak van het Gerecht is dat de vordering van Eiser wordt afgewezen en dat hij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld, begroot op Afl. 1.800,00 aan salaris van de gemachtigde van Seastar. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 23 maart 2016
Behorend bij K.G.428 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiser,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: advocaat mr. C.H. Lejuez,
tegen:
SEASTAR HOLDING N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Seastar,
gemachtigde: advocaat mr. G.W. Rep,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 3 maart 2016;
- de brief met aanvullende producties van mr. Lejuez d.d.10 maart 2016;
- de brief met producties van mr. Rep d.d. 10 maart 2016;
- de pleitnota’s van Eiser en Seastar;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 11 maart 2016.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen Seastar als eiser en Eiser als gedaagde is een procedure gevoerd in kort geding voor dit gerecht onder nummer 258 (2016). Seastar heeft in die procedure samengevat gevorderd dat Eiser zal worden geschorst in elke functie bij de Arubaanse Luchtvaart Maatschappij (ALM), een bevel aan Eiser zich te onthouden van gedragingen die in strijd zijn met de overeenkomst van aandelenverkoop van 4 april 2012, een bevel tot het overleggen van stukken m.b.t. Black Brothers N.V., bevel om het originele aandeelhoudersregister onder de notaris te deponeren, een machtiging op Seastar om de uitgifte van 1001 aandelen door te halen, en Eiser te gebieden zich te gedragen als ware de uitgifte en de besluiten op de vergadering van 2 februari 2016 nietig, met machtiging van Seastar om een aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen.
2.2
Bij vonnis van 2 maart 2016 heeft de rechter in kort geding de vorderingen van Seastar grotendeels toegewezen.
2.3
Op 10 maart 2016 heeft mr. Rep bij de notaris een afschrift van het gedeponeerde aandeelhoudersregister ontvangen. De overdracht van aandelen aan Black Brothers was doorgehaald en uit het register blijkt dat […] 10 aandelen ALM bezit.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert dat Seastar verboden wordt om de executie van het op 2 maart 2016 gewezen vonnis in kort geding voort te zetten, dan wel dat die executie wordt gestaakt, op verbeurte van een dwangsom van Afl 25.000,00 per dag dat Seastar niet aan het vonnis voldoet.
3.2
Eiser grondt de vordering erop dat het vonnis van 2 maart 2016 juridische en/of feitelijke misslagen bevat. Eiser wijst er daarbij op dat de rechter aan een aantal stellingen van Eiser is voorbijgegaan. In de kern komen de verwijten erop neer dat Seastar stelselmatig crediteuren onbetaald laat, ALM met veel schulden is en wordt opgezadeld en Eiser zich genoodzaakt zag om in te grijpen. Ook had de rechter het forensisch onderzoek naar de misstanden bij ALM moeten toestaan.
Bij pleidooi c.q. ter zitting heeft Eiser zich er nog op beroepen dat niet […], maar hij 10% van de aandelen bezit en hij verwijst daarbij naar onderliggende brieven van 4 april 2012 en 25 mei 2015. Aan dit gegeven is de rechter voorbijgegaan.
3.3
Seastar voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van Eiser in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Criterium voor de beoordeling van de vordering van Eiser is de norm die geformuleerd is in HR 22 april 1983, NJ 1984, 145:
“In een dergelijk executiegeschil … kan de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis bevelen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de [executie] zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de [executie] op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard”.
4.2
Dit betekent dat de rechter slechts met terughoudendheid tot schorsing van of verbod op de executie kan overgaan. Het executiegeschil is niet bedoeld om een extra instantie te creëren om het geschil ten gronde nog eens aan een andere rechter voor te leggen. Daarvoor dient het hoger beroep te worden benut.
4.3
De vordering van Eiser moet gezien dit criterium worden afgewezen. Hij heeft zich beroepen op de stelling dat de rechter bepaalde verweren niet heeft onderzocht (terwijl dit wel had gemoeten). In beginsel is dat slechts een kansrijke stelling indien een dergelijk verweer, zo het wel was behandeld, tot een andere beslissing had kunnen (moeten) leiden. Te denken valt aan een verjaringsverweer of het volstrekt negeren van bepaalde omstandigheden die zo evident zijn dat toewijzing van een vordering niet had kunnen plaatsvinden.
4.4
Het Gerecht heeft, in weerwil van hetgeen Eiser heeft gesteld in zijn verzoek, geconstateerd dat de rechter in kort geding wel degelijk acht heeft geslagen op de (relevante onderdelen van de) verweren die genoemd zijn in de paragrafen 29, 40, 42 51, 54, 57, 58, 66, 67, 68, 70, 71, en 72. Het Gerecht verwijst daartoe naar de rechtsoverweging 4.11 van dat vonnis. Daarin wijst de rechter enerzijds op de beperkingen van het kort geding, maar ook op het gegeven dat van de door Eiser geschetste situatie van benadeling door […] in het kort geding niet is gebleken en dat deze procedure zich niet leent voor een uitvoerig onderzoek naar de door de directie genomen besluiten. Voor zover Eiser betoogt dat de rechter gehouden was om die stelling integraal te onderzoeken en te behandelen, wordt dat verworpen. Eiser verliest uit het oog dat de rechter zich heeft geconcentreerd op de effecten van de vergadering van aandeelhouders van 2 februari 2016 en dat hij daarbij een onjuiste maatstaf aangelegd of onjuiste feiten heeft vastgesteld, is gesteld noch gebleken.
4.5
Het ter zitting van 11 maart 2016 nog naar voren gebrachte standpunt dat niet […], maar Eiser moet worden gezien als aandeelhouder, is evenzeer onjuist. Uit het gedeponeerde aandeelhoudersregister blijkt dat […] en niet Eiser daarin is opgenomen als houder van 10 aandelen en dat heeft de rechter niet miskend. De omstandigheid dat […] kennelijk had moeten optreden als stroman of gemachtigde van Eiser maakt de formele constatering van de rechter niet onjuist.
4.6
De overige stellingen van Eiser behoeven geen bespreking. Zij zijn een uiting van grote zorg over het voortbestaan van ALM, maar die argumenten moeten in hoger beroep een rol spelen. Nu niet is gesteld dat na het kort geding van nieuwe feiten is gebleken die tot een noodtoestand leiden aan de zijde van Eiser, ziet het Gerecht ook daarin geen reden om de executie van het vonnis te verbieden of te schorsen. Wel merkt hij op dat de executant het risico loopt dat in hoger beroep anders kan worden geoordeeld. Die afweging is echter aan partijen en niet aan de rechter.
4.7
Eiser zal in de kosten van het geding worden veroordeeld, aan de zijde van Seastar begroot op 2 punten à Afl 900,00 = Afl 1.800,00 aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Eiser in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Seastar worden begroot op Afl.1.800,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.