ECLI:NL:OGEAA:2016:198

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
A.R. no. 1023 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studiefinanciering en incassokosten door DUO

In deze zaak heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon, de Staat der Nederlanden, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die studiefinanciering heeft ontvangen. De gedaagde heeft in de periode van 2003 tot en met 2009 een lening ontvangen en heeft daarnaast onterecht studiefinanciering ontvangen van september 2009 tot en met januari 2010. DUO heeft vastgesteld dat de gedaagde een totale studieschuld heeft van € 48.217,28 en moest in januari 2012 beginnen met aflossen. Echter, de gedaagde heeft de jaartermijnen in 2012 niet voldaan, ondanks verschillende sommatiebrieven.

DUO vordert nu dat het gerecht de gedaagde veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 4.496,73, bestaande uit de hoofdsom, incassokosten en rente. De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij volledige medewerking heeft verleend en dat hij, ondanks zijn financiële situatie, bereid is om maandelijks te betalen. De gedaagde kan echter de door DUO voorgestelde betalingsregeling niet betalen.

De rechter heeft geoordeeld dat DUO haar vordering voldoende heeft onderbouwd en dat de gedaagde geen voldoende gemotiveerd verweer heeft gevoerd. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 23 maart 2016 door mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis van 23 maart 2016
Behorend bij A.R. no. 1023 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs,
zetelende te Nederland,
eiseres,
hierna ook te noemen: DUO,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
GEDAAGDE,
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederende in persoon.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 18 mei 2015,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek.
Gedaagde heeft afgezien van het nemen van een conclusie van dupliek.
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Gedaagde heeft studiefinanciering ontvangen van DUO. Gedaagde heeft daarnaast in de periode 2003 tot en met 2009 een rentedragende lening ontvangen ad in totaal € 41.794,36. Voorts heeft hij van september 2008 tot en met augustus 2009 collegegeldkrediet ontvangen ad in totaal € 1.565,04.
2.2
DUO heeft na controle vastgesteld dat Gedaagde over de periode september 2009 tot en met januari 2010 ten onrechte studiefinanciering heeft ontvangen ad in totaal € 4.857,88.
2.3
De totale hoofdsom van de studieschuld van Gedaagde bedraagt € 48.217,28 (€ 41.794,36 + € 1.565,04 + € 4.857,88). Gedaagde moest per in januari 2012 beginnen met het aflossen van zijn studieschuld. Hij moest maandelijks € 365,45 voldoen.
2.4
Gedaagde heeft ondanks verschillende sommatiebrieven de jaartermijnen 2012 niet voldaan.

3.DE VORDERING

3.1
DUO vordert, na vermindering van eis, dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Gedaagde veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen het bedrag van € 4.496,73, zijnde de hoofdsom ad € 4.333,96 vermeerderd met incassokosten ad € 650,10 en rente berekend tot en met 23 april 2015 ad € 382,71 en verminderd met verrichte aflossingen ad € 731,46 en € 138,58, nog te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 4.333,96 te berekenen vanaf 24 april 2015, met veroordeling van Gedaagde in de kosten van het geding.
3.2
De vordering van DUO heeft betrekking op de openstaande maandtermijnen januari 2012 tot en met december 2012.
3.3
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Gedaagde heeft aangevoerd dat hij volledige medewerking heeft verleend en vanaf december 2013 diverse aflossingen op zijn schuld heeft gedaan, ondanks dat zijn partner haar baan heeft verloren en zonder een overzicht en ontvangstbevestiging van die betalingen van DUO te hebben ontvangen. Gedaagde is bereid om maandelijks te betalen maar hij kan de door DUO voorgestelde betalingsregeling, inhoudende een maandelijkse aflossing gelijk aan 25% van zijn netto-inkomen, niet betalen vanwege zijn andere financiële verplichtingen.
3.4
Op de stellingen van partijen zal in de beoordeling, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
DUO heeft haar vordering voldoende onderbouwd, terwijl Gedaagde geen voldoende gemotiveerd inhoudelijk verweer heeft gevoerd. DUO heeft door Gedaagde verrichte betalingen op de vordering afgeboekt. De gestelde financiële situatie van Gedaagde staat er niet aan in de weg dat DUO de schuld in rechte kan opvorderen. De eerder door DUO voorgestelde betalingsregeling die niet door Gedaagde is geaccepteerd, komt het gerecht bovendien niet onredelijk voor. De vordering ligt voor toewijzing gereed.
4.2
Als de in het ongelijk te stellen partij dient Gedaagde veroordeeld te worden in de proceskosten aan de zijde van DUO gevallen, welke kosten worden begroot op Afl. 450,00 aan griffiegeld, Afl. 224,48 aan oproepingskosten en Afl. 800,00 (2 punten bij tarief 3) aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt Gedaagde om tegen behoorlijk kwijting aan DUO te betalen het bedrag van € 4.496,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 4.333,96 te berekenen vanaf 24 april 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt Gedaagde in de proceskosten gevallen aan de zijde van DUO en te begroten op een bedrag van Afl. 450,00 aan griffiegeld, een bedrag van Afl. 224,48 aan oproepingskosten en een bedrag van Afl. 800,00 aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.