Uitspraak
Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap, Dienst uitvoering onderwijs,
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE VORDERING
4.DE BEOORDELING
5.DE UITSPRAAK
;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift dat op 1 juli 2015 werd ingediend, gevolgd door een conclusie van antwoord op 9 september 2015 en een conclusie van repliek op 25 november 2015. Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend en tegen hem is op verzoek van DUO akte niet-dienen verleend.
De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde ontving studiefinanciering van DUO en moest per 1 januari 2007 beginnen met het aflossen van zijn studieschuld. Ondanks verschillende sommatiebrieven heeft gedaagde de jaartermijn van 2012 niet voldaan. DUO vorderde in deze procedure een bedrag van € 3.613,72, bestaande uit de hoofdsom van € 2.920,20, incassokosten van € 438,03 en rente tot 8 april 2015 van € 255,49, met wettelijke rente over het bedrag van € 2.920,20 vanaf 9 april 2015.
Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij diverse aflossingen had gedaan en dat hij de gevorderde termijnen reeds op 7 juni 2013 had voldaan. DUO heeft echter toegelicht dat de betaling van gedaagde op 7 juni 2013 was verrekend met de jaartermijn van 2011, waardoor de jaartermijn van 2012 nog als niet betaald geregistreerd stond. Gedaagde heeft niet gedupliceerd, waardoor de stellingen van DUO vaststonden.
De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van DUO toewijsbaar is en heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 23 maart 2016.