ECLI:NL:OGEAA:2016:197

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
A.R. 1020 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studiefinanciering met betrekking tot openstaande termijnen en incassokosten

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift dat op 1 juli 2015 werd ingediend, gevolgd door een conclusie van antwoord op 9 september 2015 en een conclusie van repliek op 25 november 2015. Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend en tegen hem is op verzoek van DUO akte niet-dienen verleend.

De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde ontving studiefinanciering van DUO en moest per 1 januari 2007 beginnen met het aflossen van zijn studieschuld. Ondanks verschillende sommatiebrieven heeft gedaagde de jaartermijn van 2012 niet voldaan. DUO vorderde in deze procedure een bedrag van € 3.613,72, bestaande uit de hoofdsom van € 2.920,20, incassokosten van € 438,03 en rente tot 8 april 2015 van € 255,49, met wettelijke rente over het bedrag van € 2.920,20 vanaf 9 april 2015.

Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij diverse aflossingen had gedaan en dat hij de gevorderde termijnen reeds op 7 juni 2013 had voldaan. DUO heeft echter toegelicht dat de betaling van gedaagde op 7 juni 2013 was verrekend met de jaartermijn van 2011, waardoor de jaartermijn van 2012 nog als niet betaald geregistreerd stond. Gedaagde heeft niet gedupliceerd, waardoor de stellingen van DUO vaststonden.

De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van DUO toewijsbaar is en heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 23 maart 2016.

Uitspraak

Vonnis van 23 maart 2016
Behorend bij A.R. 1020 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap, Dienst uitvoering onderwijs,
zetelend te ’s-Gravenhage,
EISERES, hierna ook te noemen: DUO
gemachtigde: advocaat mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
Gedaagde,
wonende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: Gedaagde
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift dat op 1 juli 2015 is ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties, genomen op 9 september 2015;
- de conclusie van repliek, genomen op 25 november 2015.
Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek genomen. Tegen hem is op verzoek van DUO akte niet-dienen verleend.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Gedaagde heeft studiefinanciering ontvangen van DUO. Gedaagde moest per 1 januari 2007 beginnen met het aflossen van zijn studieschuld.
2.2
Gedaagde heeft ondanks verschillende sommatiebrieven de jaartermijn van 2012 niet voldaan.

3.DE VORDERING

3.1
DUO vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Gedaagde veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen het bedrag van € 3.613,72, zijnde de hoofdsom ad € 2.920,20 vermeerderd met incassokosten ad € 438,03 en rente berekend tot en met 8 april 2015 ad € 255,49, nog te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 2.920,20 te berekenen vanaf 9 april 2015, met veroordeling van Gedaagde in de kosten van het geding.
3.2
De vordering van DUO heeft betrekking op de nog openstaande maandtermijnen januari 2012 tot en met december 2012.
3.3
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Gedaagde voert aan dat hij diverse aflossingen op zijn schuld heeft gedaan en dat hij de in dit geding gevorderde termijnen reeds op 7 juni 2013 heeft voldaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij conclusie van repliek heeft DUO de vordering nader toegelicht. Zij heeft uitleg gegeven over de opbouw van de vordering en de verwerking van de betalingen die door Gedaagde zijn voldaan. Voorts heeft DUO toegelicht dat Gedaagde betalingen doet op de lopende verplichting (de jaarlijks verschijnende termijnen van terugbetaling), en dat hij daarnaast moet aflossen op zijn betalingsachterstand. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen reguliere aflossingen en terugbetaling op achterstallige termijnen. De vordering in dit proces is gebaseerd op dit laatste. De betaling die Gedaagde heeft gedaan op 7 juni 2013 is verrekend met de jaartermijn van 2011. De jaartermijn van 2012 staat derhalve nog als niet betaald geregistreerd. Aldus DUO.
4.2
Gedaagde heeft niet gedupliceerd. Daardoor staat de juistheid vast van hetgeen DUO bij repliek heeft gesteld. Dit brengt mee dat de vordering van DUO wordt toegewezen.
4.3
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht,
veroordeelt Gedaagde tot betaling aan DUO van een bedrag van € 3.613,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.920,20 vanaf 9 april 2015
;
veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van DUO worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 224,48 aan explootkosten en Afl. 800,-- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Schendel, rechter, en werd uitgesproken door mr. J. Sap, ter openbare terechtzitting van woensdag 23 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.