ECLI:NL:OGEAA:2016:182

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
EJ nr. 548 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming voogdij en vaststelling kinderalimentatie en omgangsregeling

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 22 maart 2016 een beschikking gegeven in de procedure tussen de grootmoeder, verzoekster, en de vader van de minderjarige, verweerder. De grootmoeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om het gezag over de minderjarige, die sinds het overlijden van haar moeder bij haar woont. De vader, die in persoon procedeerde, wilde ook met het gezag belast worden, maar het gerecht oordeelde dat er gegronde vrees bestond dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd zouden worden als het verzoek van de vader werd ingewilligd. Het gerecht concludeerde dat de grootmoeder, die altijd betrokken is geweest bij de verzorging van de minderjarige, met de voogdij belast moest worden.

Daarnaast verzocht de grootmoeder om een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht oordeelde dat de vader, op basis van zijn financiële situatie, verplicht was om Afl. 300,- per maand bij te dragen. De vader had draagkrachtverweer gevoerd, maar het gerecht hield rekening met zijn netto-inkomen en noodzakelijke lasten, en kwam tot de conclusie dat de gevraagde bijdrage in overeenstemming was met de wettelijke maatstaven.

Tot slot werd er een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de minderjarige, waarbij de vader recht heeft op omgang op zijn vrije werkdag en in het weekend. De beschikking werd gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht, ter zitting van 22 maart 2016.

Uitspraak

Beschikking van 22 maart 2016
behorend bij EJ nr. 548 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[naam],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna ook te noemen: de grootmoeder,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen
[naam],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbende:
[naam], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 16 juni 2015, waarbij een voorlopige bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige is bepaald, en de Voogdijraad is verzocht om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen in verband met de voorziening in het gezag over de minderjarige. De verdere procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad ingediend op 8 september 2015;
  • de akte uitlating zijdens verweerder ingediend op 8 september 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 10 november 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en verweerder in persoon.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

Gezag

2.1
Wat betreft de voorziening in het gezag over de minderjarige is aan de orde de vraag of er gegronde vrees bestaat dat bij toewijzing van het verzoek van de vader, zijnde de overlevende ouder, de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd.
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
2.2
In zijn rapport schrijft de Voogdijraad, dat de minderjarige sinds het overlijden van haar moeder bij de grootmoeder woont en door de grootmoeder wordt verzorgd en opgevoed. De vader wil thans met het gezag over de minderjarige worden belast, omdat hij wil voorkomen dat hij in de (nabije) toekomst weer geconfronteerd zal worden met de omstandigheid dat het gezag over de minderjarige is komen te ontvallen. Hij wil daarbij echter de regelmaat van de minderjarige en de band tussen de minderjarige en verzoekster niet verstoren en heeft er geen bezwaar tegen dat de minderjarige bij verzoekster blijft wonen. Zowel de grootmoeder als de vader verklaren dat de vader geen (hechte) band met de minderjarige heeft en dat hij haar weinig ziet.
Geconcludeerd wordt dat nu de vader geen band noch contact met de minderjarige heeft en zelf geen stappen onderneemt om hierin verandering te brengen, hij derhalve geen oog heeft voor de behoeften van de minderjarige. Hij verzoekt wel om belast te worden met het gezag over de minderjarige, maar wenst feitelijk geen invulling te geven aan het gezag noch de verantwoordelijkheid voor de minderjarige te dragen. Verzoekster is altijd betrokken geweest in het leven van de minderjarige en heeft na het overlijden van de moeder, zonder klachten, de verzorging en opvoeding op zich genomen.
Geadviseerd wordt om verzoekster met de voogdij over de minderjarige te belasten.
2.3
Gelet op dit rapport en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek van de vader om met het gezag over de minderjarige te worden belast, de belangen van de minderjarige zullen worden verwaarloosd. Het verzoek van de man zal derhalve worden afgewezen.
2.4
Over de minderjarige dient een voogd te worden benoemd. Gelet op het advies van de Voogdijraad en nu de grootmoeder zich bereid heeft verklaard de voogdij over de minderjarige op zich te nemen en er voor het overige niet van bezwaren daartegen is gebleken, zal de grootmoeder tot voogd worden benoemd.
De kinderalimentatie
2.5
De grootmoeder heeft verzocht om een bijdrage van de vader van Afl. 300,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Gelet op de door het gerecht gehanteerde richtsnoer wat betreft kosten van minderjarigen, dient aangenomen te worden dat de kosten van de minderjarige minstens Afl. 300,- per maand bedragen.
2.6
De vader heeft draagkrachtverweer gevoerd.
2.7
Het gerecht stelt voorop dat de vader verplicht is (naar draagkracht) te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
2.8
Gelet op de door de vader overgelegde loonstroken en zijn verklaring ter zitting dat hij maandelijks gemiddeld $800,- aan tips ontvangt, zal het gerecht ervan uitgaan dat zijn netto-inkomen Afl. 3.984,- per maand bedraagt.
Wat betreft de lasten, houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- per maand voor het eigen levensonderhoud, een bedrag van Afl. 500,- wegens huur, Afl. 200,- wegens aflossing van een schuld bij de FCCA en Afl. 525,- wegens kinderalimentatie voor zijn andere kinderen, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen totaal afgerond Afl. 2.625,-. Hieruit volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van gemiddeld Afl. 1.359,-.
2.9
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting acht het gerecht het in overeenstemming met de wettelijke maatstaven dat de vader Afl. 300,- per maand bijdraagt in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De ingangsdatum van deze bijdrage zal worden bepaald op 1 januari 2016.
Omgang
2.1
De vader heeft ter zitting verzocht om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen, en heeft hiertoe een voorstel gedaan.
2.11
De minderjarige en de vader hebben recht op omgang met elkaar. Het gerecht is van oordeel dat een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige in het belang van de minderjarige is, en zal daarom een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen en daarbij aansluiten bij het voorstel van de vader.
2.12
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
- benoemt [naam verzoekster] tot voogdes over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba;
- bepaalt de door de vader, [naam], maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] op Afl. 300,- per maand, met ingang van 1 januari 2016;
- bepaalt de omgangsregeling tussen de vader, [naam], en de minderjarige, [naam minderjarige], als volgt:
- op de vrije werkdag (‘
off-day’) van de vader,
* indien doordeweeks: ’s middags na school tot 17.00 uur, waarbij de vader de minderjarige van school ophaalt en haar om 17.00 uur thuis brengt,
* indien in het weekeinde: vanaf 12.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de vader de minderjarige telkens thuis ophaalt en brengt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 22 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.