In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 22 maart 2016 een beschikking gegeven in de procedure tussen de grootmoeder, verzoekster, en de vader van de minderjarige, verweerder. De grootmoeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om het gezag over de minderjarige, die sinds het overlijden van haar moeder bij haar woont. De vader, die in persoon procedeerde, wilde ook met het gezag belast worden, maar het gerecht oordeelde dat er gegronde vrees bestond dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd zouden worden als het verzoek van de vader werd ingewilligd. Het gerecht concludeerde dat de grootmoeder, die altijd betrokken is geweest bij de verzorging van de minderjarige, met de voogdij belast moest worden.
Daarnaast verzocht de grootmoeder om een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht oordeelde dat de vader, op basis van zijn financiële situatie, verplicht was om Afl. 300,- per maand bij te dragen. De vader had draagkrachtverweer gevoerd, maar het gerecht hield rekening met zijn netto-inkomen en noodzakelijke lasten, en kwam tot de conclusie dat de gevraagde bijdrage in overeenstemming was met de wettelijke maatstaven.
Tot slot werd er een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de minderjarige, waarbij de vader recht heeft op omgang op zijn vrije werkdag en in het weekend. De beschikking werd gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht, ter zitting van 22 maart 2016.