ECLI:NL:OGEAA:2016:181

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
EJ nr. 547 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en verblijfplaats van een minderjarige na echtscheiding

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 22 maart 2016, wordt het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind behandeld. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, heeft verzocht om wijziging van het gezag, dat eerder uitsluitend aan de moeder was toegekend na een echtscheiding in 2004. De procedure is gestart na een eerdere beschikking van 1 september 2015, waarin de Voogdijraad was verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de ouders en de minderjarige. De Voogdijraad heeft op 30 november 2015 gerapporteerd dat de moeder instemt met het verzoek van de vader en dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat voor de minderjarige.

Tijdens de zitting op 16 februari 2016 heeft de minderjarige, inmiddels 15 jaar oud, aangegeven bij de vader te willen blijven wonen, omdat hij zich bij de moeder ongelukkig voelt. De Voogdijraad concludeert dat beide ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren over de minderjarige en adviseert om hen gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag. Het gerecht oordeelt dat het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag niet in goede procesorde is en laat dit verzoek buiten beschouwing. Uiteindelijk beslist het gerecht dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen en dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn. Het verzoek van de vader om de moeder te verplichten tot een financiële bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding wordt afgewezen, omdat dit verzoek niet voldoende onderbouwd is.

De beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 22 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 22 maart 2016
Behorend bij EJ nr. 547 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena
tegen
[naam],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
niet verschenen.
Belanghebbende:
[naam], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 1 september 2015, waarbij aan de Voogdijraad is verzocht om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen, waarin de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zal raken tussen de ouders, aan de orde wordt gesteld. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 30 november 2015;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling achter gesloten deuren op 16 februari 2016, waaruit blijkt dat verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen
.De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen
.Namens de Voogdijraad zijn aanwezig mevrouw [naam Y] en mevrouw [naam X]
.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Zoals in de eerdere beschikking is overwogen, is het verzoek van de vader gebaseerd op artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Ingevolge deze bepaling kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast – bijvoorbeeld na een echtscheiding –, op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter in eerste aanleg worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2.2
Gelet op de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de echtscheidingsbeschikking van 13 oktober 2004 (CIV-1604/04), waarbij is bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de moeder toekomt, wegens wijziging van omstandigheden dient te worden gewijzigd. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
2.2.1
De inmiddels 15-jarige minderjarige woont vanaf maart 2015 bij de vader. Tijdens het verhoor heeft de minderjarige te kennen gegeven bij de vader te willen blijven wonen omdat hij zich bij de moeder ongelukkig voelde.
2.2.2
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport, dat de moeder instemt met het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en dat beide ouders bereid zijn met elkaar te communiceren over de minderjarige. De moeder is het er ook mee eens dat de minderjarige bij de vader woont.
2.2.3
De Voogdijraad concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders, nu de ouders minimale communicatie met elkaar hebben en ervoor openstaan om met elkaar te blijven communiceren over de minderjarige. De Voogdijraad adviseert om de ouders gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3
De vader heeft bij de Voogdijraad en ter zitting van 16 februari 2016 verzocht om het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige. Het gerecht overweegt dat dit verzoek van de vader in strijd met een goede procesorde en tardief is gedaan en zal het daarom buiten beschouwing laten.
2.4
Het gerecht verenigt zich met de conclusie en het advies van de Voogdijraad en overweegt dat de ouders in staat worden geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van de ouders mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. In het belang van de minderjarige zal het gerecht daarom de ouders gezamenlijk belasten met het gezag over de minderjarige.
2.5
Nu de ouders het erover eens dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn, en niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet, zal het gerecht dienovereenkomstig beslissen.
2.6
De vader heeft tenslotte verzocht om de moeder de verplichting op te leggen “om maandelijks een nader te bepalen bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige”.
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen en dat dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
Nu het verzoek van de vader verder niet is onderbouwd en hij ook geen inzicht heeft gegeven in zijn financiële huishouding en draagkracht, zal dit verzoek worden afgewezen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [naam], voortaan gezamenlijk met de moeder, [naam], het gezag over [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba, zal uitoefenen,
bepaalt de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de vader,
wijst af het meer of anders verzochte
.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 22 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.