ECLI:NL:OGEAA:2016:138

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
K.G. 310 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over staking-verbod tussen Elektriciteit-Maatschappij Aruba N.V. en Union Electricistas Arubano

In deze zaak, die op 24 februari 2016 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de Elektriciteit-Maatschappij Aruba N.V. (Elmar) een verbod op stakingen door de Union Electricistas Arubano (UEA) en de Algemene Vakbond der Stafleden (ALVAST). De aanleiding voor de vordering was een geschil over de verplichting voor werknemers om een identificatiebewijs te dragen, wat leidde tot een staking van het personeel. Elmar stelde dat de staking onrechtmatig was en in strijd met de collectieve arbeidsovereenkomst (cao). UEA c.s. voerden verweer en vroegen om veroordeling van Elmar in de proceskosten.

De rechter oordeelde dat de vordering van Elmar niet toewijsbaar was, omdat er geen voldoende concrete dreiging was van een nieuwe staking. De rechter wees erop dat het recht op collectieve actie beschermd is en dat het verbieden van een staking zonder duidelijke aanleiding een inbreuk zou zijn op dit recht. Bovendien was er geen bewijs dat UEA c.s. van plan waren om opnieuw te staken. De rechter concludeerde dat Elmar geen belang meer had bij de vordering, aangezien UEA c.s. hadden aangegeven geen nieuwe staking te organiseren.

De rechter benadrukte ook dat de cao bepaalt dat de werkgever geen loon hoeft te betalen voor de tijd dat werknemers gestaakt hebben, en dat er een bijzondere procedure is afgesproken voor geschillen over de cao. De rechter besloot de vorderingen van Elmar af te wijzen en de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 24 februari 2016
Behorend bij K.G. 310 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ELEKTRICITEIT-MAATSCHAPPIJ ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Elmar,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen:
de vereniging
UNION ELECTRICISTAS ARUBANO (U.E.A.),
en
de vereniging in oprichting
ALGEMENE VAKBOND DER STAFLEDEN
te Aruba,
hierna ook te noemen: UEA c.s. respectievelijk UEA en ALVAST,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota van Elmar;
- de pleitnota van UEA c.s.;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 19 februari 2016.
Op 16 februari 2016 is in de onderhavige zaak een ordemaatregel uitgevaardigd die werkt tot de dag van dit vonnis.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen enerzijds Elmar en anderzijds UEA is een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten waarvan de looptijd, behoudens verlenging, verstrijkt op 2 april 2016.
2.2
Artikel 33 van de cao luidt, in de Nederlandse vertaling:
1. Werkgever is generlei betaling verschuldigd over de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht.2. Evenmin behoudt de werknemer zijn aanspraak op betaling in de gevallen bepaald bij het Burgerlijk Wetboek voor zover in deze overeenkomst niet anders is bepaald. Verzuim van werktijd zonder uitdrukkelijke toestemming van de werkgever is niet toegestaan behoudens in gevallen van ziekte of ongeval.
2.3
Artikel 39 van de cao luidt, in de Nederlandse vertaling:
In geval van een geschil over de uitlegging, toepassing en inachtneming van deze overeenkomst tussen partijen zullen partijen geen stakingen of uitsluitingen toepassen, doch de weg volgen die in de artikelen 40, 41en 42 is aangegeven.De genoemde artikelen 40, 41 en 42 bevatten een bijzondere geschillenprocedure.
2.4
Op 9 februari 201
5heeft Elmar afgekondigd dat – kort gezegd – werknemers zichtbaar een identificatiebewijs (verder: de ID-badge) moesten dragen. Tevens is aangekondigd dat werknemers die hieraan niet voldoen de toegang tot de werkplek kan worden ontzegd.
2.5
Vanaf 8 op 9 februari 201
6is voormeld beleid (strenger) in de praktijk gebracht.
2.6
Op 10 februari 2016 heeft UEA de directie van Elmar (onder meer) erop gewezen dat werknemers die geen ID-badge hadden de toegang tot de werkplek werd ontzegd. UEA heeft zich bij brief van die datum erover beklaagd dat het nieuwe veiligheidsbeleid zonder overleg met haar was ingevoerd en werd gehandhaafd. UEA verzocht de directie van Elmar om op korte termijn een vergadering met haar te beleggen.
2.7
Bij bekendmaking van 15 februari 2016 heeft UEA aangekondigd in verband met de problemen die volgens UEA zijn gerezen rond de veiligheidscontrole een algemene spoedvergadering te willen beleggen op 16 februari 2016 van 7:30 tot 9:30. ALVAST, in de persoon van dhr. X, heeft per e-mail van diezelfde datum aan Elmar aangekondigd ook een spoedvergadering te zullen beleggen. Deze bijeenkomsten zijn uiteindelijk uitgelopen op een staking van (vrijwel) het gehele personeel.
2.8
Elmar heeft aangekondigd voor de door het personeel niet-gewerkte uren geen loon te zullen betalen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Elmar vordert – samengevat – UEA c.s. te gebieden de staking af te breken met een verbod op een nieuwe staking of andere vorm van collectieve actie, met gebod aan UEA c.s. om hun leden op te dragen blokkades op te (doen) heffen en werkwilligen tot het werk toe te laten, met veroordeling van UEA c.s. tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Elmar grondt de vordering erop dat de (dreigende) collectieve actie onrechtmatig is en in strijd met de cao.
3.3
UEA c.s. voeren hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van Elmar in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
In kort geding wordt ALVAST aangemerkt als informele vereniging . Ter zitting is immers verschenen de heer Y die desgevraagd heeft laten weten te zijn verschenen als voorzitter van ALVAST. Ter zitting waren naast de voorzitter ook een of meer andere leden van het bestuur van ALVAST aanwezig. Zij hebben niet aangegeven te zijn verschenen in hoedanigheid van particuliere persoon. Als zodanig waren de voorzitter en andere bestuursleden ook niet in rechte betrokken. ALVAST is verder in het leven geroepen met het doel gemeenschappelijke werknemersbelangen te behartigen van personen die zich in dat verband bij ALVAST hebben aangesloten. Daartoe treedt ALVAST voor Elmar kenbaar als eenheid naar buiten en verzoekt zij kennelijk om met de directie van Elmar te vergaderen over de arbeidsvoorwaarden. Onder die omstandigheden kan ALVAST onder eigen naam in kort geding in rechte worden betrokken zonder dat daarnaast een of meer van haar (bestuurs)leden in rechte worden betrokken.
4.2
Ter zitting is gebleken dat het geschil, althans het misverstand met betrekking tot de verplichting voor de werknemers om op het werk zichtbaar een ID-badge te dragen inmiddels tot het verleden behoort. UEA c.s. hebben aangekondigd, ook los van de ordemaatregel, in verband hiermee geen staking meer te organiseren of ondersteunen. De kortgedingrechter ziet geen aanleiding om aan het woord van UEA c.s. te twijfelen. Bij het in dit verband gevorderde heeft Elmar dus geen belang meer.
4.3
Door UEA c.s. is, in reactie op de aankondiging van Elmar om aan de stakende werknemers over de uren dat zij gestaakt hebben geen loon te betalen, te kennen gegeven dat zij zich nog op acties beraden. Daarmee hebben UEA c.s. een nieuwe staking op die grond niet uitgesloten. Elmar heeft dus belang bij een beslissing op haar daarop ziende vorderingen.
4.4
Het door Elmar gevorderde komt er echter op neer, dat de kortgedingrechter vooraf, zonder voldoende concrete aanleiding op korte termijn, dient te verbieden dat UEA c.s. een collectieve actie, zoals een staking, organiseren of dat UEA c.s. dat doen in verband met de door Elmar aangekondigde toepassing van de regel ‘geen werk, geen loon’. Een dergelijk verbod zou het grondrecht op collectieve actie te zeer inperken. Daarbij komt dat, zoals in de onderhavige zaak ook is gebleken, door Elmar op korte termijn om oplegging van een ordemaatregel kan worden verzocht waar de behandeling van een vordering in kort geding niet kan worden afgewacht. Het gevorderde wordt daarom afgewezen.
4.5
Ten overvloede overweegt de kortgedingrechter nog dat uit het hierboven geciteerde artikel 33 van de cao lijkt te volgen, zoals ook Elmar stelt, dat gedurende de door de desbetreffende werknemer gestaakte tijd geen loon hoeft te worden uitgekeerd. Dat is ook de hoofdregel die uit het Burgerlijk Wetboek voortvloeit. Een andere regel zou erop neer komen, dat de werknemer op kosten van de werkgever, diezelfde werkgever onder druk mag zetten om met de eisen van de werknemer akkoord te gaan, terwijl inwilliging van die eisen de werkgever niet zelden geld zal kosten. Dat lijkt ongerijmd. Dat is ook de reden dat vakbonden doorgaans een zogeheten stakingskas inrichten om stakende werknemers te kunnen compenseren voor het verlies van inkomsten uit arbeid. De kortgedingrechter is ermee bekend dat, zoals kennelijk in het verleden ook door Elmar is gedaan, in Aruba werkgevers in de praktijk niet zelden ervoor kiezen om het loon over de gestaakte uren toch door te betalen, maar dat is dan uitvloeisel van de onderhandelingen tussen de vakbond en/of de stakende werknemers en de werkgever. Een recht daarop bestaat, behoudens andersluidende afspraak, niet. In het onderhavige geval is geen andersluidende afspraak gemaakt. In tegendeel, de cao bepaalt duidelijk dat de werkgever geen loon hoeft te betalen aan stakende werknemers.
4.6
Ten slotte overweegt de kortgedingrechter ten overvloede dat het er voorshands voor moet worden gehouden, dat Elmar zich terecht op het arbeidsvredebeding van artikel 39 in combinatie met de procedurevoorschriften van artikel 40 en volgende cao beroept. Er lijkt immers sprake van een geschil over de uitlegging, toepassing of in achtneming van artikel 33 cao. Voor dat geval hebben partijen bij die cao een bijzondere procedure afgesproken om tot een oplossing van het geschil te komen en zijn zij overeengekomen niet te zullen staken of tot uitsluiting over te zullen gaan. Niet gesteld of gebleken is dat zich zodanig extreme omstandigheden voordoen, dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Elmar UEA aan haar in de cao neergelegde woord houdt.
4.7
ALVAST is geen partij bij de cao. Niettemin dient zij er rekening mee te houden dat in het kader van een belangenafweging tussen partijen aan die cao een zekere reflexwerking toekomt die meebrengt, dat in de praktijk ook ALVAST daaraan op dit moment gebonden is.
4.8
Waar komt het bovenstaande samengevat op neer? Het verbieden van een staking of een andere vorm van collectieve actie op dit moment zou, bij gebrek van een voldoende concrete dreiging, neerkomen op schending van het grondrecht op collectieve actie zoals dat wordt beschermd door – onder meer – het Europees Sociaal Handvest. Elmar zal zich echter in een bodemprocedure waarschijnlijk met recht op het standpunt kunnen stellen dat uit artikel 33 cao voortvloeit dat zij geen loon over door een werknemer gestaakte uren hoeft te betalen. Partijen, waaronder in dit verband ook ALVAST, hebben afgesproken dat er over geschillen op dit punt niet gestaakt wordt maar dat voor de oplossing daarvan een speciale procedure wordt gevolgd. Het is niet onwaarschijnlijk, dat daarom een staking met als inzet de betaling van loon over de al gestaakte uren, door de rechter zal worden verboden. Daarmee is niks gezegd over andere vormen van collectieve acties.
4.9
Nu alle partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zal de kortgedingrechter de proceskosten compenseren.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst de vorderingen af;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.