ECLI:NL:OGEAA:2016:135

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
Kort Geding nr. 259 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor emigratie van een kind naar Costa Rica

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader verzocht om vervangende toestemming om met zijn kind naar Costa Rica te verhuizen. De moeder, die het eenhoofdig gezag over het kind heeft, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking waarin gezamenlijk gezag was vastgesteld. De vader heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd dat hij een nieuwe baan heeft in Costa Rica en dat de moeder aanvankelijk akkoord was met de verhuizing. De moeder betwist echter dat zij ooit toestemming heeft gegeven en stelt dat de vader niet in staat is om voor het kind te zorgen in Costa Rica.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2016 is de Voogdijraad aanwezig geweest, maar heeft geen duidelijk standpunt ingenomen over de opvoedingskwaliteiten van de moeder. Het gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende duidelijkheid is over het gezag en dat het in het belang van het kind is om in Aruba te blijven totdat er meer duidelijkheid is over de situatie. De vader heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van het kind is om nu al naar Costa Rica te verhuizen. Het gerecht heeft daarom het verzoek van de vader afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 24 februari 2016
Kort Geding nr. 259 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
V O N N I S
in het
KORT GEDINGtussen:
X,
wonende in Aruba,
eiser,
hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Lopez Paz,
en
Y,
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 10 februari 2016,
- de griffieraantekeningen van het verhandelde ter terechtzitting op 18 februari 2016, waar partijen het woord hebben gevoerd en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd, dan wel hebben kunnen reageren. Tevens was de Voogdijraad ook aanwezig bij de mondelinge behandeling.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en woonden samen. Uit deze relatie is geboren: Z, geboren op [datum] 2013 in Aruba (hierna: het kind). De vader heeft het kind erkend. De moeder had van rechtswege het (eenhoofdig) gezag over het kind.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht d.d. 3 november 2015 heeft het gerecht op verzoek van de vader bepaald dat de vader en de moeder voortaan gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen over het kind. Tevens heeft het gerecht, met instemming van partijen, een omgangsregeling vastgesteld die inhoudt dat het kind om de week afwisselend bij de moeder en de vader verblijft. Het hoofdverblijf van het kind is bij de vader bepaald, omdat het kind daar al stond ingeschreven.
2.3
De vader heeft in de maand december 2015 aan de moeder bericht dat hij naar Costa Rica zal gaan verhuizen vanwege een nieuwe baan en dat hij het kind wilt meenemen.
2.4
De moeder heeft op 18 januari 2016 hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van dit gerecht d.d. 3 november 2015. Zij concludeert in haar beroepschrift tot het opnieuw belasten van de moeder met het eenzijdig gezag over het kind, althans het handhaven van het gezamenlijk gezag, met bepaling van het hoofdverblijf van het kind bij de moeder, alsmede tot vaststelling van een omgangsregeling en veroordeling van de vader tot betaling van kinderalimentatie ad Afl. 450,00 per maand.
2.5
De moeder heeft een maandelijks inkomen dat deels afhankelijk is van commissie.
2.6
De vader zal op 26 februari 2016 naar Costa Rica vertrekken en heeft zijn dienstverband in Aruba al opgezegd. De vader start zijn nieuwe baan in Costa Rica per 1 maart 2016. Hij zal de eerste maand in een hotel verblijven en gedurende die maand andere huisvesting zoeken.

3.DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vader vordert, samengevat, na toegestane vermeerdering van eis in kort geding dat het gerecht bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vader toestaat met het kind te mogen verhuizen, dan wel aan de vader vervangende toestemming verleent om met het kind naar Costa Rica te verhuizen, althans,
b. (subsidiair) de moeder beveelt het toestemmingsformulier zoals bij verzoekschrift overgelegd binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis te ondertekenen op straffe van een dwangsom, althans,
c. (meer subsidiair) de moeder beveelt om binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis toestemming te verlenen aan de vader om met medeneming van het kind op 26 februari 2016 , althans een andere datum, naar Costa Rica af te reizen op straffe van een dwangsom, althans,
d. een andere in goede justitie te bepalen beslissing neemt,
e. met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.
3.2
De vader legt, samengevat, het volgende ten grondslag aan zijn vordering.
De vader heeft een nieuwe baan in Costa Rica en zal daar per 1 maart 2016 beginnen in de functie van Machinerie Manager in een casino. De moeder is er aanvankelijk mee akkoord gegaan dat de vader het kind zou meenemen, maar is daar later op teruggekomen. De vader heeft het kind op verzoek van de moeder ingeschreven op een internationale montessori school, zodat het Engels als primaire taal gehandhaafd blijft. De vader wenst dat het kind meteen met de vader meereist. De moeder van de vader zal de eerste twee maanden de vader bijstaan in de transitie. De vader is bereid om in het eerste jaar vier vliegtickets voor de moeder te betalen, zodat zij het kind in Costa Rica kan opzoeken, op voorwaarde dat de moeder zelf haar verblijf in Costa Rica regelt. De moeder is emotioneel en financieel niet stabiel genoeg om het kind alleen, zelfstandig op te voeden en te verzorgen. De moeder heeft nog een dochter van 13 jaar met een andere vader, waar de moeder ook niet voor kan zorgen. De moeder heeft alleen op vrijdagen en zaterdagen omgang met die dochter. De moeder heeft geen vangnet in Aruba om het kind op te voeden en te verzorgen. De moeder heeft geen vaste baan, waardoor haar inkomsten fluctueren. De moeder vraagt geregeld aan de vader om haar geld te lenen om eten te kunnen kopen voor het kind als het kind bij de moeder verblijft. De moeder heeft geen tijd en ook geen geduld om voor het kind te zorgen. De moeder is niet hygiënisch. Het kind heeft het hoofdverblijf bij de vader en de vader heeft sinds oktober 2015 voor het merendeel voor het kind gezorgd. De vader kan het kind wel stabiliteit bieden in Costa Rica. De werktijden van de vader zijn flexibel. Het schooljaar in Costa Rica loopt van februari tot november. De vader heeft pas na het wijzen van de beschikking door de bodemrechter een aanbod gekregen om in Costa Rica te komen werken.
3.3
De moeder voert, samengevat, het volgende verweer.
De moeder is het niet eens met het door de bodemrechter bepaalde hoofdverblijf bij de vader. De overweging van de bodemrechter dat het kind al stond ingeschreven bij de vader is onterecht. De moeder en het kind stonden tijdens de bodemprocedure samen op een ander adres ingeschreven. Het is in het belang van het kind dat het hoger beroep wordt afgewacht. Zij betwist dat zij er eerder mee akkoord is gegaan dat de vader het kind meeneemt naar Costa Rica. De beschuldigen van de vader richting de moeder zijn onterecht. De vader heeft hierover ook niets aangevoerd bij de bodemrechter, zodat hiernaar geen onderzoek is verricht. De vader heeft bij de bodemrechter niets verteld van plannen om naar Costa Rica te verhuizen. De vader heeft zelf om co-ouderschap verzocht, waarna twee maanden later opeens uit de lucht is komen vallen dat hij met het kind naar Costa Rica wilt verhuizen, terwijl de vader geen bijzondere band met Costa Rica heeft. De vader heeft ad hoc een beslissing genomen zonder deze goed te overdenken. De vader heeft de moeder niet meteen geconsulteerd en zonder de moeder erbij te betrekken scholing geregeld in Costa Rica. De vader heeft geen arbeidsovereenkomst overgelegd waardoor niet kan worden gecontroleerd of hij in vaste dienst is en hoeveel hij zal gaan verdienen en er onduidelijkheid bestaat over zijn werktijden en een adequate ziektekostenverzekering voor het kind. Het is onduidelijk door wie het kind zal worden opgevangen als de vader aan het werk is. De vader heeft nog geen huisvesting geregeld. De moeder acht het niet in het belang van het kind dat zij meeverhuist met de vader. De moeder ontkent dat zij slechts 2 tot 3 keer per week contact heeft met haar oudste dochter. Het kind is erg gehecht aan haar zus. De moeder geeft nog borstvoeding aan het kind. De vader heeft onvoldoende nagedacht over de gevolgen van de door hem gewenste verhuizing voor het kind en de omgang tussen de moeder en het kind. De moeder heeft vanaf de geboorte het kind verzorgd en opgevoed. De moeder is in staat om alleen de opvoeding en verzorging van het kind op zich te nemen, indien de man naar Costa Rica vertrekt.
3.4
De voogdijraad heeft tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding, samengevat, het volgende standpunt ingenomen.
De voogdijraad was niet bekend met de situatie. Door de vader zijn zorgen geuit over de opvoedingskwaliteiten van de moeder. De vader heeft dit in de bodemprocedure niet aangekaart. Eerst dient onderzocht te worden of de door de vader gewenste verhuizing in het belang is van het kind. Het is niet in het belang van het kind dat hangende dit onderzoek en het hoger beroep het kind met de vader naar Costa Rica verhuist.
3.5
Op de stellingen van partijen zal zo nodig nader worden ingegaan in de beoordeling.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vader heeft voldoende spoedeisend belang gesteld om ontvangen te worden in dit kort geding.
4.2
In het kader van dit kort geding dient het gerecht een afweging te maken tussen enerzijds het belang van de vader om thans met het kind naar Costa Rica te verhuizen en anderzijds het belang van de moeder om het kind bij zich te hebben, maar daarbij dienen de belangen van het kind voorop gesteld te worden.
4.3
Thans bestaat onvoldoende duidelijkheid over het gezag. De bodemrechter heeft weliswaar bij uitvoerbaar verklaard vonnis bepaald dat het gezag gezamenlijk aan partijen toekomt, maar de moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen die beslissing. Het is onduidelijk hoe in het hoger beroep zal worden beslist. Daarvoor is nader onderzoek door de Voogdijdraad nodig, hetgeen niet mogelijk is in dit kort geding. De Voogdijraad dient eerst te onderzoeken of het in het belang is van het kind dat zij met de vader meeverhuist naar Costa Rica en welke gezagsuitoefening in het belang is van het kind.
4.4
Het gerecht is het met de moeder eens dat de man op zeer korte termijn heeft besloten naar Costa Rica te verhuizen en het kind mee te willen nemen. Een maand nadat het gerecht het co-ouderschap heeft uitgesproken, is de vader met dit voornemen gekomen. De vader heeft in dit kort geding serieuze verwijten gemaakt aan het adres van de moeder over haar opvoedings- en verzorgingskwaliteiten. Het bevreemdt het gerecht dat hij die zorgen niet bij de bodemrechter heeft geuit toen dat hij om het co-ouderschap heeft verzocht, in welk geval een onderzoek door de Voogdijraad ingesteld had kunnen worden. Weliswaar geven de door de man overgelegde
whatsapp-gesprekken in enige mate onderbouwing aan die zorgen, maar die gesprekken geven slechts selectieve momentopnamen weer en kunnen niet ter voldoende onderbouwing dienen voor de stelling dat de moeder niet in staat is om voor het kind te zorgen. Een en ander dient door de Voogdijraad nader onderzocht te worden. In kort geding is onvoldoende aannemelijk geworden dat de moeder niet in staat is om alleen voor het kind te zorgen, zo de vader naar Costa Rica vertrekt. De vader kan er thans geen beroep op doen dat de moeder financieel niet in staat is alleen om voor het kind te zorgen. De moeder heeft in hoger beroep tevens om kinderalimentatie verzocht. Indien de vader naar Costa Rica vertrekt, zal de zorg volledig bij de moeder terecht komen en is de vader in beginsel alimentatieplichtig. In het hoger beroep van de bodemzaak zal dit nader onderzocht dienen te worden, zo het in het belang van het kind zal worden geoordeeld dat het kind niet met de vader meeverhuisd naar Costa Rica.
4.5
Ook uitgaande van het co-ouderschap, kan de vader niet alleen beslissen over de woonplaats van het kind. Het gerecht is van voorlopig oordeel dat de vader onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het in het belang is van het kind om haar nu meteen mee te nemen naar Costa Rica. De vader heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiën, terwijl vaste huisvesting nog niet is geregeld. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de vader in samenspraak met de moeder een school heeft uitgezocht voor het kind, hetgeen wel van de vader verwacht mag worden, uitgaande van het co-ouderschap. De vader heeft onvoldoende nagedacht over de gevolgen van de verhuizing voor het kind en het omgangscontact met de moeder bij een verhuizing. Het contact met de moeder zal door de verhuizing in vergaande mate worden beperkt. De vader kan niet van de moeder verlangen dat zij op eigen kosten naar Costa Rica afreist om het kind vier keer per jaar daar te kunnen zien. De moeder heeft vanaf de geboorte, net als de vader, een belangrijke rol gespeeld in de opvoeding en verzorging van het kind. Het kind is hier geboren en heeft bovendien een zus hier.
4.6
Het belang van het kind om in afwachting van een beslissing in het hoger beroep in Aruba bij de moeder te blijven en het belang van de moeder om het kind bij zich te hebben, wegen - gelet op het vorenstaande - op dit moment zwaarder dan het belang dat de vader heeft om het kind direct mee te nemen naar Costa Rica. Het voorgaande brengt met zich dat het gevorderde in kort geding zal worden afgewezen.
4.7
In de aard van de zaak en de relatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
wijst af het gevorderde;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 24 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.