ECLI:NL:OGEAA:2016:134
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. Noordhuizen
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil tussen verhuurder en huurder met betrekking tot betalingsverplichtingen en reconventionele vorderingen
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verhuurder X een vordering ingesteld tegen huurder Y wegens niet-betaling van huurpenningen. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van één jaar, van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2015. Huurder Y heeft de woning echter vóór het verstrijken van deze termijn verlaten, wat aanleiding gaf tot de vordering van X. X vordert een bedrag van Afl. 9.085, vermeerderd met wettelijke rente en vergoeding van proceskosten, stellende dat Y toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de betalingsverplichting uit de huurovereenkomst.
Huurder Y heeft verweer gevoerd en stelt dat zij hooguit Afl. 1.600, schuldig is, en dat dit bedrag verrekend moet worden met een borgsom van Afl. 5.000,. Daarnaast vordert Y vergoeding van Afl. 128,13 aan kosten. Tijdens de procedure is opgemerkt dat Y een vordering in reconventie heeft ingesteld, wat niet door de raadsman van X of de griffier was opgemerkt. Het gerecht heeft besloten om de gewisselde stukken als in beide procedures genomen te beschouwen, en biedt X de gelegenheid om zich uit te laten over de vraag of haar akte uitlating producties kan worden beschouwd als conclusie van dupliek in reconventie.
De rechter heeft de zaak verwezen naar de rol van 23 maart 2016 voor akte uitlating dan wel conclusie van dupliek in reconventie, en houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 februari 2016, in aanwezigheid van de griffier.