ECLI:NL:OGEAA:2016:121

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
EJ nr. 6 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige in het kader van personen- en familierecht

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader verzocht om hem met het eenhoofdig gezag over zijn minderjarige kind te belasten. De minderjarige, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, heeft sinds 2011 een stiefmoeder die als voogdes is benoemd. De vader heeft de minderjarige erkend, maar heeft nooit gezamenlijk gezag met de moeder uitgeoefend. De procedure begon met een verzoekschrift op 5 januari 2015 en omvatte verschillende mondelinge behandelingen en rapporten van de Voogdijraad. De Voogdijraad adviseerde om het verzoek van de vader af te wijzen, wat ook door de stiefmoeder en de moeder werd ondersteund. Tijdens de zittingen bleek dat de minderjarige goed verzorgd wordt door de stiefmoeder en dat zij een sterke band met haar heeft. De minderjarige heeft aangegeven bij de stiefmoeder te willen blijven wonen. Het gerecht oordeelde dat het in het belang van de minderjarige niet wenselijk is om de gezagsvoorziening te wijzigen, mede gezien de houding van de vader ten opzichte van de moeder. Het verzoek van de vader werd afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 23 februari 2016
behorend bij EJ nr. 6 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[NAAM],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[NAAM],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen de stiefmoeder,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige],
de minderjarige, wonende in Aruba,
[naam],de moeder van de minderjarige,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.
DE VOOGDIJRAAD

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ingediend op 5 januari 2015,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 24 maart 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader en de stiefmoeder in persoon bijgestaan bij hun gemachtigden en de Voogdijraad bij mw. [naam],
- het rapport van de Voogdijraad ingediend op 23 juni 2015,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 8 september 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de stiefmoeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde, de moeder bijgestaan door haar gemachtigde en de Voogdijraad bij mw. [naam],
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 22 september 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader en de stiefmoeder in persoon bijgestaan door hun gemachtigden, de moeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en de Voogdijraad bij [naam] en [naam],
- het minderjarigenverhoor op 29 september 2015.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de relatie tussen de moeder en de vader is op [geboortedatum] in Aruba geboren [naam] (hierna: de minderjarige). De vader heeft de minderjarige op 27 juni 2008 erkend. De moeder had van rechtswege het gezag over de minderjarige.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 1 februari 2011 (EJ nr. 3296/2010) is de moeder ontheven uit het gezag over de minderjarige en is de stiefmoeder benoemd tot voogdes over de minderjarige.
2.3
De stiefmoeder (ex echtgenote van de vader) is sinds 13 oktober 2006 belast met de verzorging en opvoeding van de minderjarige.

3.HET VERZOEK

De vader verzoekt om hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken om hem met het gezag over het kind te belasten. Ingevolge lid 3 van voornoemd artikel wijst de rechter, indien een voogd het gezag uitoefent, het verzoek slechts af indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.2
De Voogdijraad adviseert om het verzoek af te wijzen. De stiefmoeder en de moeder gaan akkoord met het advies.
4.3
Uit het onderzoek van de Voogdijraad is het volgende gebleken.
De minderjarige wordt goed verzorgd door de stiefmoeder. De stiefmoeder zorgt voor de nodige aandacht, zorg, structuur, regelmaat en stabiliteit voor de minderjarige. De stiefmoeder, de vader en de moeder zijn betrokken bij het leven van de minderjarige en zijn alle drie heel belangrijke personen voor de minderjarige. De stiefmoeder stelt zowel de moeder als de vader op de hoogte omtrent aangelegenheden die de minderjarige regarderen en stimuleert het contact tussen de minderjarige en beide ouders. De minderjarige noemt de stiefmoeder “mami” en wilt bij haar blijven wonen. De minderjarige heeft dagelijks contact met beide ouders en vindt het leuk om ook contact te hebben met de moeder. Zij heeft een goede band met de vader maar wil niet bij de vader wonen. De stiefmoeder ziet het belang van het contact van de minderjarige met beide biologische ouders en stimuleert dat contact door op structurele basis en frequent omgang van de minderjarige met beiden toe te staan. Vader staat niet positief ten aanzien van het contact van de minderjarige met de moeder. Als de minderjarige bij de vader is, is de zorg over het kind grotendeels bij oma vz. De Voogdijdaad is van mening dat het in het belang van de minderjarige is dat de huidige situatie ongewijzigd blijft.
4.4
Gelet op hetgeen ter zitting over en weer is aangevoerd, het minderjarigenverhoor waarbij de minderjarige heeft aangegeven bij de stiefmoeder te willen wonen en met inachtneming van het advies van de Voogdijraad, is het gerecht van oordeel dat wijziging van de gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige niet wenselijk is en dat - mede gelet op de houding van de vader ten opzichte van de moeder - gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van de minderjarige verwaarloosd zullen worden. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.5
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af,
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 23 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.