ECLI:NL:OGEAA:2016:117

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
EJ. nr. 2436 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende kinderalimentatie voor de minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een verzoek ingediend door de Voogdijraad om de vader te veroordelen tot het betalen van kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 oktober 2015 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2016 was de moeder aanwezig, maar de vader verscheen niet, ondanks een behoorlijke oproeping.

De minderjarige, geboren in 1999, is erkend door de vader. De Voogdijraad verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- voor de kosten van verzorging en opvoeding, ingaande op 1 november 2015. De rechtbank oordeelde dat ouders wettelijk verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van hun kinderen, en dat de hoogte van de kinderalimentatie afhankelijk is van de behoefte van het kind en de draagkracht van beide ouders.

De rechtbank stelde de behoefte van de minderjarige vast op Afl. 650,- per maand, gebaseerd op gemiddelde kosten voor kinderen van vergelijkbare leeftijd. De draagkracht van de moeder werd vastgesteld op Afl. 800,53, terwijl de vader geen inzicht gaf in zijn financiële situatie. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de vader Afl. 325,- per maand moest betalen, met ingang van 1 december 2015, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Het verzoek om een hoger bedrag werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 16 februari 2016
Behorend bij EJ. nr. 2436 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[de vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen: de vader,
Niet verschenen.
Belanghebbenden:
[de minderjarige], de minderjarige,
[de moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 20 oktober 2015;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 5 januari 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon en de Voogdijraad bij mr. Y.N. Maduro. De vader is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit de moeder is op [datum] 1999 in Aruba geboren [de minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door de vader erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot het betalen van een bijdrage van Afl. 400,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, ingaande 1 november 2015. Daartoe is gesteld dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ouders zijn wettelijk verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie is de behoefte van het kind en de draagkracht van zowel de moeder en de vader.
4.3
Bij het vaststellen van de behoefte van een kind hanteert het gerecht als richtsnoer dat een kind in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 650,= per kind per maand bedraagt. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de behoefte niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van het kind die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,= (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang). Nu de moeder de overige bijzondere kosten ten behoeve van de minderjarige niet heeft onderbouwd, zal het gerecht de behoefte van de minderjarige vaststellen op Afl. 650,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
De draagkracht van de moeder
4.4
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de draagkrachtruimte van de moeder Afl. 800,53 (Afl. 1813,70 minus Afl. 1013,17) bedraagt voor de minderjarige.
De draagkracht van de vader
4.5
Nu de vader geen inzicht heeft verleend in zijn financiële situatie, kan het gerecht zijn draagkracht niet berekenen.
4.6
Het gerecht meent dat het verzoek om kinderalimentatie toewijsbaar is voor een bedrag van Afl. 325,- per maand. Dit bedrag acht het gerecht in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de alimentatieverplichting zal worden bepaald op 1 december 2015, zijnde de datum waarop de vader in ieder geval op de hoogte moet zijn geweest met de inhoud van het verzoek van de moeder en rekening moest houden met toewijzing van het verzoek om kinderalimentatie.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
veroordeelt [de vader] om met ingang van 1 december 2015, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling, aan de Voogdijraad te betalen een bedrag van Afl. 325,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [datum] 1999 in Aruba,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.