In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een verzoek ingediend door de Voogdijraad om de vader te veroordelen tot het betalen van kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 oktober 2015 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2016 was de moeder aanwezig, maar de vader verscheen niet, ondanks een behoorlijke oproeping.
De minderjarige, geboren in 1999, is erkend door de vader. De Voogdijraad verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- voor de kosten van verzorging en opvoeding, ingaande op 1 november 2015. De rechtbank oordeelde dat ouders wettelijk verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van hun kinderen, en dat de hoogte van de kinderalimentatie afhankelijk is van de behoefte van het kind en de draagkracht van beide ouders.
De rechtbank stelde de behoefte van de minderjarige vast op Afl. 650,- per maand, gebaseerd op gemiddelde kosten voor kinderen van vergelijkbare leeftijd. De draagkracht van de moeder werd vastgesteld op Afl. 800,53, terwijl de vader geen inzicht gaf in zijn financiële situatie. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de vader Afl. 325,- per maand moest betalen, met ingang van 1 december 2015, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Het verzoek om een hoger bedrag werd afgewezen.