ECLI:NL:OGEAA:2016:115

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
EJ. nr. 2234 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verklaring ex artikel 1:26 BW en aantekening gezagsregister afgewezen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door de moeder van een minderjarige, die in de Dominicaanse Republiek is geboren. De moeder, die in Aruba woont, verzocht om een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en om aantekening in het gezagsregister dat zij eenhoofdig het gezag over de minderjarige uitoefent. De vader van de minderjarige, die in de Dominicaanse Republiek woont, had eerder verklaard dat hij de voorlopige voogdij aan de moeder toekent.

De procedure begon met het indienen van het verzoekschrift op 30 september 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 januari 2016. Tijdens deze behandeling was de moeder aanwezig en werd de ambtenaar van de burgerlijke stand vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.M.A.M. Ponsioen. De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige sinds juni 2012 zonder verblijfstitel in Aruba verblijft.

Het Gerecht heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het BW. Het oordeelde dat de akte van 24 juli 2015, waarin de vader de voorlopige voogdij aan de moeder toekent, niet voldoet aan de vereisten voor opname in het gezagsregister. Bovendien is niet vastgesteld dat de vader gezag heeft over de minderjarige. Om deze redenen heeft het Gerecht het verzoek van de moeder afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Beschikking van 16 februari 2016
behorend bij EJ. nr. 2234 van 2015.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon,
Belanghebbende:
[de vader], de vader, wonende in de Dominicaanse Republiek,
De ambtenaar van de burgerlijke stand,hierna: de abs,
in Aruba.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 30 september 2015;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 5 januari 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster in persoon en de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij haar gemachtigde mr. J.M.A.M. Ponsioen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Verzoekster is de moeder van de op [datum] 1998 in de Dominicaanse Republiek geboren [de minderjarige] (hierna: de minderjarige). De belanghebbende [de vader], wonende in de Dominicaanse Republiek, is de vader van de minderjarige. De minderjarige verblijft vanaf juni 2012 kennelijk zonder verblijfstitel in Aruba.
2.2
De vader heeft op 24 juli 2015 ten overstaan van
dr. Placida Hermina Marmolejos Ozoria, Abogado Notario Público de el Distrito Nacional,voor zover hier van belang bij notariële akte verklaard dat hij de voorlopige voogdij (guarda provisional) over de minderjarige toekent aan de moeder.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt - tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde akte van 24 juli 2015, alsmede ex artikel 1:252 BW tot aantekening in het gezagsregister, dat de moeder eenhoofdig het gezag over de minderjarige uitoefent.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba opgemaakte akte overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde akte van 24 juli 2015 is naar zijn aard niet vatbaar voor opneming in het in artikel 1:244 BW bedoelde register, terwijl de moeder aantekening verzoekt ex artikel 1:252 BW, dat zij eenhoofdig met het gezag over het kind belast is, terwijl dit artikel uitsluitend ziet op gezamenlijke gezagsuitoefening. Overigens is ook niet vast komen te staan dat de biologische vader gezag heeft over de minderjarige. Het verzoek is daarom niet toewijsbaar.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 16 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.