In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van een alimentatiebeschikking. De verzoekster, de moeder, woonachtig in Brazilië, heeft verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie van Afl. 450,-- naar Afl. 1.600,-- per maand en om de partneralimentatie vast te stellen op Afl. 800,-- per maand. De vader, woonachtig in Aruba, heeft verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van de moeder af te wijzen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 26 mei 2015 is ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 5 januari 2016.
De moeder heeft gesteld dat zij niet-draagkrachtig is, omdat zij sinds december 2014 geen werk heeft en dat haar financiële situatie is verslechterd. De vader heeft echter betwist dat de moeder geen inkomen heeft, en heeft aangevoerd dat hij zelf minder verdient dan tijdens het huwelijk. Het gerecht heeft vastgesteld dat de door de moeder aangevoerde gewijzigde omstandigheden niet zijn komen vast te staan, en dat zij haar behoefte aan partneralimentatie niet voldoende heeft onderbouwd.
Wel is er sprake van een wijziging van omstandigheden met betrekking tot de minderjarige, die inmiddels 13 jaar oud is. Het gerecht heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op Afl. 650,-- per maand, inclusief schoolkosten en andere uitgaven. De vader heeft aangeboden om dit bedrag te betalen, en het gerecht heeft besloten dat de alimentatie ingaande 1 maart 2016 op dit bedrag wordt vastgesteld. De verzoeken van de vader om de alimentatie op een eigen rekening van de minderjarige te storten en om het schoolgeld direct aan de school te betalen, zijn afgewezen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.