ECLI:NL:OGEAA:2015:92
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake betalingsregeling en verjaring tussen E* en G*
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser E*, vertegenwoordigd door mr. R. Marchena, betaling van een bedrag van Afl. 228.848,16 van gedaagde G*, vertegenwoordigd door mr. H.F. Falconi. De vordering was gebaseerd op een betalingsregeling die op 6 maart 2008 was overeengekomen, waarbij G* zich had verplicht om een bedrag van Afl. 155.863,00 in 52 maandelijkse termijnen af te lossen. E* stelde dat G* in verzuim was, omdat de aflossingstermijnen niet waren nagekomen en dat de vordering niet was verjaard.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 september 2013 was ingediend. E* had conservatoir derdenbeslag gelegd op 3 september 2013, wat volgens hem de verjaring van de vordering had gestuit. G* voerde verweer en stelde dat de vordering was verjaard, omdat deze vijf jaar na de ondertekening van de betalingsregeling niet was ingediend. Het Gerecht oordeelde dat de verjaringstermijn pas begon te lopen vanaf de datum waarop de aflossingstermijnen opeisbaar werden, en dat de verjaring was gestuit door het beslag.
Het Gerecht verwierp ook het verweer van G* dat er geen sprake was van verzuim, omdat de aflossingstermijnen door het verstrijken van de voor de voldoening bepaalde termijn opeisbaar waren geworden. G* had geen gerechtvaardigd belang om een beroep te doen op de wettelijke verzuimregeling, aangezien zij zich in de procedure op het standpunt stelde dat zij niets aan E* verschuldigd was.
Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat G* Afl. 137.863,00 aan E* moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 17 juni 2015 door mr. M. Schoemaker.