In deze zaak, die op 10 juni 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden in Aruba wonen en een minderjarig kind hebben. De vrouw, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.S. Gravenstijn, heeft de man aangeklaagd om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren op 20 maart 2012. De vrouw heeft verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 650,- en een voorschot van Afl. 9.950,- voor achterstallige betalingen met betrekking tot de hypotheek, persoonlijke lening en andere kosten. De man heeft verweer gevoerd, maar het gerecht heeft geoordeeld dat hij voldoende draagkracht heeft om bij te dragen aan de kosten van de minderjarige.
De rechter heeft vastgesteld dat de totale behoefte van de minderjarige Afl. 855,- per maand bedraagt, en dat de man, gezien zijn inkomen van Afl. 4.316,- netto per maand, in staat is om deze bijdrage te leveren. De vrouw heeft echter geen draagkracht om bij te dragen aan de kosten van de minderjarige. Het gerecht heeft daarom de man veroordeeld om de gevraagde bijdrage van Afl. 650,- per maand te betalen, te voldoen via de Voogdijraad.
Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat de man ook het voorschot van Afl. 9.950,- aan de vrouw moet betalen, aangezien zij de kosten van de hypotheek en andere verplichtingen alleen heeft gedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2015.