In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 12 mei 2015 een tussenbeschikking gegeven in een procedure over het gezag en de alimentatie van de minderjarige C, geboren in 2002. De verzoekster, A, heeft op 13 januari 2015 een verzoekschrift ingediend met als doel de vader, B, te ontzetten uit het ouderlijk gezag en hem te veroordelen tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 700,- voor de kosten van levensonderhoud van de minderjarige. De vader is niet verschenen op de zittingen en heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor het verzoek van de moeder niet werd betwist.
De feiten van de zaak zijn als volgt: uit het huwelijk van partijen is de minderjarige C geboren. Bij beschikking van 12 december 2011 is de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat beide ouders gezamenlijk belast blijven met het gezag over C. De vader was verplicht om Afl. 250,- per maand bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft gesteld dat zij geen draagkracht heeft en dat de minderjarige speciale zorg nodig heeft, wat het gerecht heeft meegenomen in zijn beoordeling.
Het gerecht heeft geoordeeld dat de alimentatieverplichting van de vader, gezien het ontbreken van verweer, zal worden toegewezen, met ingang van 1 februari 2015. Daarnaast is het gerecht van mening dat er een onderzoek door de Voogdijraad nodig is met betrekking tot de gezagsvraag. Het verzoek van de moeder inzake het verhuur van een appartement is niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet bij de EJ-rechter kan worden ingediend. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor overlegging van het rapport van de Voogdijraad, en verdere beslissingen zijn aangehouden.