In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 2 juni 2015 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure. De verzoekster, A, heeft verzocht om ontzetting van de moeder, B, uit het ouderlijk gezag over de minderjarige, C. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 29 augustus 2014 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandelingen, die met gesloten deuren plaatsvonden op 21 oktober 2014 en 14 april 2015, zijn zowel de verzoekster als de verweerster, de moeder, verschenen, samen met de vertegenwoordiger van de Voogdijraad.
De feiten van de zaak zijn dat de minderjarige, geboren in 2004, al meer dan drie jaar bij de verzoekster woont en door haar wordt verzorgd. De verzoekster heeft aangevoerd dat de moeder niet goed voor de minderjarige zorgt en dat de minderjarige heeft aangegeven niet bij haar moeder te willen wonen. De Voogdijraad heeft in een rapport van 28 januari 2015 geadviseerd om de moeder uit het gezag te ontheffen, omdat zij haar verantwoordelijkheden niet naar behoren heeft uitgevoerd.
De rechter heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn voor ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag, zoals bedoeld in artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Echter, de rechter is van oordeel dat de moeder ongeschikt is om haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen. De moeder heeft zelf aangegeven dat de minderjarige beter door de verzoekster wordt verzorgd. Daarom heeft de rechter besloten om de moeder van het ouderlijk gezag te ontheffen en de verzoekster tot voogdes over de minderjarige te benoemen. Tevens is de verzoekster toegelaten om kosteloos te procederen en zijn de proceskosten gecompenseerd.