ECLI:NL:OGEAA:2015:577

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
477 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben, vervoeren en invoeren van heroïne

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het in bezit hebben, vervoeren en invoeren van zes kilo heroïne. De verdachte had de verdovende middelen in haar bagage, die zij voor een kennis naar Aruba vervoerde. Tijdens de rechtszitting op 9 oktober 2015 werd de verdachte bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. J.M.R.F. Scheper, terwijl de officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, een gevangenisstraf van drie jaar eiste. De tenlastelegging betrof het opzettelijk invoeren van heroïne in de periode van 10 juni tot en met 17 juni 2015 in Aruba en/of Venezuela. Het gerecht oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van haar bagage en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die haar opzet ontkrachtten. De verdachte had moeten vermoeden dat er verdovende middelen in de sporttassen zaten, gezien het ongewone gewicht en de omstandigheden waaronder zij de tassen had verkregen. Het gerecht kwam tot de conclusie dat de verdachte willens en wetens de kans had aanvaard dat zij met het in bezit nemen en vervoeren van de tassen, verdovende middelen voorhanden had en deze naar Aruba had gebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het gerecht legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals haar jonge leeftijd en het feit dat zij studeerde. De in beslag genomen heroïne werd onttrokken aan het verkeer, en de goederen die bij het strafbare feit waren gebruikt, werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. J.M.R.F. Scheper.
De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat zij in of omstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 17 juni 2015 in Aruba en/of Venezuela, tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een hoeveelheid heroïne (diacetylmorphine), zijnde of heroïne (diacetylmorphine), een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en/of IV, althans enig zout van heroïne (diacetylmorphine) als vorenbedoeld heeft ingevoerd, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat zij
in ofomstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 17 juni 2015 in Aruba
en/of Venezuela, tezamen en in vereniging, met
een ander ofanderen,
althans alleen, al dan nietopzettelijk een hoeveelheid heroïne
(diacetylmorphine),
zijnde of heroïne (diacetylmorphine),een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen
of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en/of IV, althans enig zout van heroïne (diacetylmorphine) als vorenbedoeldheeft ingevoerd,
al dan nietals bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en
/ofheeft vervoerd en
/ofin bezit en
/ofaanwezig heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de (navolgende) wettige bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
De hieronder opgenomen bewijsmiddelen betreffen bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Centrale Recherche, Unit Georganiseerde Criminaliteit, No. A-48/15, onderzoek ‘[naam onderzoek]’, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 september 2015 gesloten en ondertekend door R.E. Giel, brigadier bij voormeld korps.
* Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 juni 2015 gesloten en getekend door J.E. Marin, hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse bij de Sectie Douane Recherche en Informatie, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van aanhouding, -zakelijk weergegeven-:
Op woensdag 17 juni 2015 werd op het pleziervaartuig ‘[boot]’, na grondige controle daarvan aan onder andere de lading en de persoonlijke spullen van de opvarenden, verdovende middelen aangetroffen. Aan boord van dit vaartuig bevonden zich zeven (7) personen, onder wie verdachte als een van de passagiers van de boot. Onder de onderzochte spullen bevonden zich twee sporttassen gevuld met koopmansgoederen. Bij visitatie aan de koopmansgoederen werd door de douaneambtenaar geconstateerd dat deze een zwaarder gewicht hadden dan normaal. De verschillende koopmansgoederen bleken voorzien te zijn van dubbele bodems en wanden die een witachtige substantie bevatten.
* Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 juni 2015 gesloten en getekend door R.E. Giel en G.E. van Nes, respectievelijk brigadier en brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal beschrijving, wegen, testen van inbeslaggenomen (bagages met inhoud) verdovende middelen, -zakelijk weergegeven-:
Onderzoek werd verricht naar de in de handbagages aangetroffen witte substantie. Het totaal gewicht betreft 6425.8 gram. Een achttal monsters, gewaarmerkt ‘LAPA.1C, LAPA.1.5, LAPA1.11, LAPA.2 A, LAPA.2.1, LAPA.2.7 A, LAPA.3.1, LAPA.3.5 D’, zijn ter onderzoek daarvan verzonden aan het Landslaboratorium Aruba.
* Een geschrift, te weten een
rapport van het Landslaboratorium Aruba, op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door A.A. Diaz, Toxicoloog, op 26 juni 2015, voor zover inhoudende, als
bevindingen van genoemde deskundige, -zakelijk weergegeven-:
De monsters, ‘LAPA.1C, LAPA.1.5, LAPA1.11, LAPA.2 A, LAPA.2.1, LAPA.2.7 A, LAPA.3.1, LAPA.3.5 D’, elk bevattende een monster van beigeachtige poeder, bevatten heroïne in de zin van de Landsverordening Verdovende Middelen.
* Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juni 2015 gesloten en getekend door G.E. van Nes en H.S. Lacle-Paesch, beiden brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Ik heb een telefoon van het merk Apple, model I-Phone 5S en mijn telefoonnummer is [telefoonnummer].
* Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 oktober 2015 gesloten en getekend door R.E. Giel, brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
Nader onderzoek Call Log, -zakelijk weergegeven-:
Nader onderzoek werd verricht aan de bij [verdachte] inbeslaggenomen telefoon van het merk Apple, model I-Phone 5S met aansluitingsnummer [telefoonnumer]. Onder de contacten stond het nummer [telefoonnummer] opgeslagen onder de naam van [contactpersoon].
Het bestand Call log bevat informatie van de uitgaande, ontvangen en gemiste oproepen van deze mobiele telefoon. Ik heb onderzoek verricht naar het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van [contactpersoon]. Op 13 juni 2015 is er vier keer contact geweest met het nummer van [contactpersoon], waarvan twee oproepen werden gemist. Op 14 juni 2015 is er drie keer contact geweest met het desbetreffende nummer. Ook op 15 juni 2015 is er drie keer contact geweest met het nummer, waarvan twee oproepen werden gemist. Op 17 juni 2015 werd er eenmaal contact gemaakt met het nummer en wel om 12:43pm.
* De verklaring van de verdachte [verdachte] gedaan ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting op 9 oktober 2015 –zakelijk weergegeven-:
Ik zou op 13 juni 2015 naar Aruba reizen. De boot ging weg voordat ik kon instappen. De kustwacht was die dag aanwezig. Op 13 juni 2015 en de dagen erna heb ik met [medeverdachte] gebeld, zijn nummer was in mijn telefoon opgeslagen onder ‘[contactpersoon]’. Op 17 juni 2015 ben ik met de boot naar Aruba gekomen. [medeverdachte] heeft mij gevraagd om hem een gunst te doen en wat spullen op te halen voor een klant en die mee naar Aruba te nemen. Ik heb de spullen met een taxi bij een mevrouw bij een hotel opgehaald en aan de kapitein van de boot geven. De kapitein was in het bezit van de kwitantie voor de goederen. De vrouw die mij de spullen heeft gegeven vertelde mij dat er schoenen en tassen in de sporttassen zaten. Ik heb de tas opengemaakt en geconstateerd dat dit klopte en dat de spullen nieuw waren. Toen we aankwamen in Aruba heb ik [medeverdachte] gebeld en ik zei dat we waren aangekomen.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in de door haar vervoerde goederen en dat die goederen voor een derde waren bedoeld, wie zij enkel een gunst heeft gedaan. Zij had zodoende geen opzet op het vervoeren van en/of het in bezit hebben van en/of het aanwezig hebben van verdovende middelen.
Het gerecht gaat aan dit verweer voorbij en overweegt daartoe als volgt.
Voorop staat dat een reiziger verantwoordelijk is voor de inhoud van zijn of haar bagage en in de regel heeft te gelden dat een reiziger bekend moet worden geacht met de precieze inhoud van zijn of haar bagage. Hierbij is van belang dat het onwaarschijnlijk is dat een organisatie een hoeveelheid cocaïne die een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt meegeeft aan een onwetende reiziger met alle risico’s van dien. Voornoemd uitgangspunt leidt slechts uitzondering indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het opzet op de invoer, ook in voorwaardelijke vorm, ontbreekt. Het gerecht is van oordeel dat in het onderhavige geval van vorenbedoelde bijzondere omstandigheden geen sprake is, en integendeel moet worden aangenomen dat verdachte in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden, dat er verdovende middelen in de sporttassen waren verborgen. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Vast is komen te staan dat in de sporttassen een hoeveelheid van meer dan 6 kilo heroïne, verpakt in de goederen, verborgen zat. De douane heeft aan het gewicht van de goederen kunnen opmerken dat die een opvallend zwaarder gewicht hadden dan normaal en er dus iets niet klopte met de goederen. Dit heeft verdachte ook moeten opvallen. Zij heeft immers zelf te kennen gegeven dat zij de goederen heeft gecontroleerd, waarbij het opmerkelijk zwaardere gewicht haar dus heeft moeten opvallen. Daarnaast heeft bij verdachte een lichtje moeten gaan branden bij het zien van de goederen, nu de goederen geenszins luxe goederen betroffen en het dus hoogst dubieus is dat dergelijke goederen naar een land als Aruba worden ingevoerd, terwijl zij daarvoor met een taxi naar een hotel is gereisd om de tassen bij een onbekende vrouw op te halen. Ook het feit dat de kwitanties niet bij de goederen gevoegd waren, doch dat de kapitein deze reeds in zijn bezit had, had vraagtekens bij verdachte moeten doen oproepen. Het gerecht is dan ook van oordeel dat gezien voornoemde omstandigheden verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij met het in bezit nemen en vervoeren van de sporttassen, verdovende middelen voorhanden heeft gehad en binnen het grondgebied van Aruba heeft gebracht.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening en artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen en in vereniging met anderen, schuldig gemaakt aan invoer van een grote hoeveelheid, meer dan 6 kilo, heroïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in verdovende middelen veroorzaakt vele vormen van criminaliteit, wat voor veel angst en onrust zorgt binnen de maatschappij. Verdachte heeft met haar handelen hieraan bijgedragen. Het gerecht rekent verdachte dit handelen sterk aan.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat zij hier te lande niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Voorts wordt ten voordele van verdachte rekening gehouden met de geringe rol van verdachte in verhouding tot de medeverdachten, de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat zij studerende is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerp

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de in beslaggenomen verdovende middelen, de heroïne, zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het tenlastegelegde feit met betrekking tot die middelen is begaan en deze middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
B.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen koopmansgoederen, namelijk 7 paar schoenen en 8 tassen, waarvan ter terechtzitting is gebleken dat met behulp daarvan het strafbare feit is begaan of voorbereid, zullen verbeurd worden verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:68,
1:74, 1:75 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
VIERENTWINTIG (24) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
ZES (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op TWEE (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt .
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde middelen;
verklaart verbeurdde in rubriek 9B genoemde voorwerpen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 30 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.