In deze zaak heeft de Stichting voor Verstandelijk Gehandicapten Aruba (hierna: de stichting) op 26 oktober 2015 een verzoekschrift ingediend tegen het Land Aruba, waarbij zij vorderde dat het Land wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op subsidies voor gratificaties van personeel ter gelegenheid van hun jubilea. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 november 2015. De stichting stelt dat de subsidieverplichting voortvloeit uit een subsidieovereenkomst uit 1985 en dat het personeel gelijkgesteld dient te worden aan ambtenaren in dienst van het Land. Het Land heeft de vordering betwist en stelt dat de stichting niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat zij zich tot de bestuursrechter had moeten wenden.
Het gerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, omdat de vordering is gebaseerd op de subsidieovereenkomst en niet op de Subsidieverordening instellingen van openbaar nut. Het gerecht heeft vervolgens de vordering van de stichting voor een deel toegewezen, namelijk voor de gratificaties van 25-jarige jubilea, en het Land veroordeeld tot betaling van Afl. 24.975,--. Voor de gratificaties van 30- en 35-jarige jubilea heeft het gerecht de vordering afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is dat het Land gehouden is deze te subsidiëren. De stichting is in de proceskosten veroordeeld, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Schoemaker op 2 december 2015, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De stichting heeft de proceskosten van het Land moeten vergoeden, die zijn begroot op Afl. 1.500,00 aan gemachtigdensalaris.