ECLI:NL:OGEAA:2015:557

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 november 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
L.A.R. nr. 1505 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering import vlees uit Colombia door de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport

Op 16 november 2015 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de naamloze vennootschap [ X ] N.V. en de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport. De zaak betreft een beroep van [ X ] N.V. tegen de weigering van de minister om toestemming te verlenen voor de import van vlees uit Colombia. De minister had eerder, op 6 augustus 2014, de toestemming geweigerd omdat het vlees niet afkomstig was van een goedgekeurd slachthuis. Na een bezwaar van [ X ] N.V. op 17 september 2014, bleef de minister bij zijn standpunt en weigerde opnieuw op 22 juni 2015. Hierop heeft [ X ] N.V. beroep ingesteld, dat op 10 juli 2015 bij de griffie is ingekomen. Tijdens de zitting op 5 oktober 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechter oordeelde dat de brief van de minister van 22 juni 2015 als een beslissing op bezwaar moet worden beschouwd, waardoor [ X ] N.V. ontvankelijk is in beroep. De rechter vernietigde de beschikking op bezwaar van de minister en verklaarde het beroep gegrond, maar verklaarde het bezwaar van [ X ] N.V. tegen het primaire besluit van 6 augustus 2014 niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de noodzaak van goedkeuring van slachthuizen voor de import van vlees en de juridische status van ministeriële beschikkingen.

Uitspraak

Uitspraak van 16 november 2015
L.A.R. nr. 1505 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de naamloze vennootschap
[ X ] N.V.,
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M,J, Cafarzuza,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, OUDERENZORG EN SPORT,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij brief van 9 augustus 2013 heeft [ X N.V.] aan de minister verzocht vlees te mogen importeren uit Colombia.
1.2
Bij brief van 6 augustus 2014 heeft de minister toestemming geweigerd omdat het importeren vlees niet afkomstig is van een slachthuis dat is goedgekeurd voor export naar de Verenigde Staten van Amerika of de lidstaten van de Europese Unie.
1.3
Bij schrijven van 17 september 2014 heeft [ X N.V.] hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4
In reactie op het door [ X N.V.] ingediende bezwaarschrift heeft de minister bij brief van 22 juni 2015 andermaal inwilliging van het verzoek geweigerd.
1.5
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het gerecht op 10 juli 2015, is [ X N.V.] daartegen in beroep gekomen.
1.6
De zaak is behandeld ter zitting van 5 oktober 2015, alwaar partijen zich hebben doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden voornoemd.
1.7
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.OVERWEGINGEN

2.1
De Slacht- en keurverordening (AB 1996 GT no. 4) luidt voor zover van belang:
Artikel 51. Het is verboden vee in Aruba in te voeren, alvorens het door de keuringsambtenaar is goedgekeurd. Door de gouvernementsveearts wordt bepaald, van welke merkteken het voor de invoer goedgekeurde vee voorzien moet zijn.(…).Artikel 5aOnverminderd het bepaalde in de Landsverordening invoer kleine dieren (AB 1988 no. GT 43), en onverminderd het bepaalde in de artikelen 4 en 5, eerste lid, kan bij of krachtens beschikking van de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid tot wering van enige besmettelijke veeziekte de in- en doorvoer worden verboden of niet dan onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan van:a. vee, vlees, eieren, melk en melkprodukten, huiden en aanhangsels van huiden en andere van vee of van pluimvee afkomstige produkten, mest en veevoeder;b. andere voorwerpen of dieren, die dragers van smetstof kunnen zijn.
2.2
De minister heeft bij ministeriële beschikking (AB 2002 no. 46 zoals gewijzigd AB 2002 no. 85 en AB 2004 no. 43) besloten om de in- en doorvoer van vlees en vleeswaren, anders dan afkomstig uit een slachthuis in de Verenigde Staten van Amerika of in een lidstaat van de Europese Unie slechts mogelijk te maken ingeval dat vlees of die vleeswaren afkomstig zijn van bepaalde slachthuizen of, voor zover Colombia betreffend, een door de Colombiaanse en Arubaanse autoriteit goedgekeurd slachthuis. Er bestaat thans geen door de Colombiaanse en Arubaanse autoriteit goedgekeurd slachthuis.
2.3
De minister stelt zich in dit geding op het standpunt dat de brief van 22 juni 2015 geen beschikking in de zin van artikel 2 eerste lid van de Landsverordening administratieve rechtspraak is.
2.4
Dat standpunt is onjuist. Het schrijven van de minister van 22 juni 2015 is te beschouwen als beslissing op bezwaar en daarmee op rechtsgevolg gericht. Dat brengt mee dat [ X N.V.] ontvankelijk is in beroep.
2.5
Het primaire besluit van 6 augustus 2014 behelst evenwel slechts informatie met betrekking tot de op grond van de Slacht- en keuringsverordening en de ministeriële beschikking bestaande onmogelijkheid om vlees uit Colombia te importeren nu dat vlees niet afkomstig is van een slachthuis in de Verenigde Staten van Amerika of een slachthuis in een lidstaat van de Europese Unie, noch van een goedgekeurd slachthuis in Colombia. Het besluit is niet op rechtsgevolg gericht. Het primaire besluit behelst daarmee geen beschikking.
2.6
De Slacht- en keuringsverordening kent voorts geen bestuurlijk handhavingsmechnisme zodat de minister het verzoek van 9 augustus 2013 ook niet kon beschouwen als een verzoek om te beschikken om geen bestuursdwang toe te passen in verband met uit Colombia te importeren vlees en vleesproducten.
2.7
Voorgaande brengt mee, dat de beslissing op bezwaar tegen de brief van 6 augustus 2014 reeds niet ontvankelijk had moeten worden verklaard. Het gerecht zal hieronder zelf voorzien in de zaak.
2.8
Aan het voorgaande doet het kortgedingvonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 26 maart 2013, gewezen tussen [ X N.V.] en Land Aruba, niet af. Aan het kortgedingvonnis van 11 januari 2012 van dit gerecht komt in de onderhavige bestuursrechtelijke bodemprocedure niet het gezag toe dat [ X N.V.] daaraan kennelijk in het kader van de rechtsgeldigheid van de op de Slacht- en keuringsverordening gebaseerde ministeriële beschikkingen toekent.
2.9
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de beschikking op bezwaar van verweerder van 22 juni 2015;
 verklaart het bezwaar van appellant, gericht tegen het besluit van 6 augustus 2014 niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 16 november 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).