ECLI:NL:OGEAA:2015:476

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
A.R. 2657 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geneeskundige behandelingsovereenkomst en betalingsverplichting

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de stichting Stichting Ziekenverpleging Aruba (ZVA) een vordering ingesteld tegen Gedaagde 1 en Gedaagde 2, respectievelijk de overleden Gedaagde 1 en zijn zoon Gedaagde 2. De vordering betreft een bedrag van Afl. 44.207,81, dat voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst die tussen ZVA en Gedaagde 1 tot stand is gekomen. Gedaagde 2 heeft zich borg gesteld voor de terugbetaling van deze schuld. De procedure is gestart na het overlijden van Gedaagde 1 op 12 februari 2015, waarbij ZVA heeft aangegeven dat de procedure niet tegen de erfgenamen van Gedaagde 1 hoeft te worden hervat.

De rechter heeft geoordeeld dat de procedure tegen Gedaagde 1 ambtshalve doorhaald wordt, maar dat de procedure tegen Gedaagde 2 als borg wordt voortgezet. Gedaagde 2 heeft verweer gevoerd, stellende dat de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat het onaanvaardbaar is om betaling te eisen. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat het verweer van Gedaagde 2 faalt, aangezien er een vaststellingsovereenkomst is gesloten met betrekking tot de betalingsverplichting.

De rechter heeft Gedaagde 2 veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van ZVA toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 28 oktober 2015, in aanwezigheid van de griffier, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 28 oktober 2015
Behorend bij A.R. 2657 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: ZVA,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
G1*
en
G2*,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagden c.s., respectievelijk Gedaagde 1 en Gedaagde 2.
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeschikking van 25 maart 2015;
- de akte uitlating zijdens ZVA;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek zijdens Gedaagde 2.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen ZVA en Gedaagde 1 is een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand gekomen. Op grond van die overeenkomst heeft ZVA medische hulp aan Gedaagde 1 verstrekt.
2.2
Tussen ZVA en Gedaagde 1 is een afbetalingsregeling getroffen met betrekking tot de aan de medische behandeling verbonden kosten. Gedaagde 2, zoon van Gedaagde 1, heeft zich borg gesteld voor de terugbetaling van deze schuld.
2.3
De aan met die medische hulp verbonden kosten bedroegen per 1 augustus 2014 per saldo Afl. 44.207,81.
2.4
Gedaagde 1 is op 12 februari 2015 overleden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
ZVA vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Gedaagde 1 c.s. tot betaling van Afl. 44.207,81, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van Gedaagde 1c.s. tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
ZVA grondt de vordering erop dat Gedaagde 1 c.s. tekortschieten in de nakoming van de afbetalingsregeling.
3.3
Gedaagde 1 c.s. voeren hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
ZVA heeft naar aanleiding van het overlijden van Gedaagde 1 aangegeven dat de procedure niet tegen de erfgenamen behoeft te worden hervat. Dat betekent dat het geding jegens Gedaagde 1 noch zijn erfgenamen, als erfgenamen, zal worden hervat. Het gerecht zal de procedure tegen Gedaagde 1 daarom ambtshalve doorhalen.
4.2
De procedure jegens Gedaagde 2 als borg wordt hervat.
4.3
Nu Gedaagde 1 de vordering van ZVA niet voldoet staat het ZVA op voet van artikel 7:855 lid 1 BW vrij Gedaagde 2 als borg tot betaling aan te spreken.
4.4
Gedaagde 2 beroept zich erop dat de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen dan wel het onaanvaardbaar is om op betaling aan te dringen.
4.5
Het verweer faalt. Partijen zijn, wat er zij van de oorspronkelijke overeenkomst, een vaststellingsovereenkomst aangegaan met betrekking tot de uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. Daar is niks mis mee. Dat Gedaagde 2 grote moeite heeft om aan de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting te voldoen brengt niet mee dat hij niet meer hoef te betalen. Betalingsonmacht bevrijdt niet van de betalingsverplichting. Dat wordt niet anders doordat Gedaagde 2 graag wil werken maar op dit ogenblik geen werkvergunning heeft, hoewel een beoogd werkgever hem graag in dienst wil nemen.
4.6
Het gerecht heeft verder binnen dit geding niet de vrijheid om een andere betalingsregeling aan ZVA op te leggen.
4.7
De verschuldigdheid van de wettelijke rente is niet betwist.
4.8
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Gedaagde 2 de proceskosten van ZVA, voor zover (mede) op hem betrekking hebbend, moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
haalt de procedure jegens Gedaagde 1 ambtshalve door;
veroordeelt Gedaagde 2 tot betaling aan ZVA van een bedrag van Afl. 44.207,81, te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom vanaf 31 augustus 2014 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt Gedaagde 2 in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van ZVA worden begroot op Afl. 750, aan griffierecht, Afl. 607,60 aan explootkosten en Afl. 3.300, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.