ECLI:NL:OGEAA:2015:431

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
A.R. 2463 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding in het kader van ruimtelijke ordening op Aruba

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderden de erven X, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Kock, een verklaring voor recht dat het openbaar lichaam Land Aruba onrechtmatig heeft gehandeld door hun perceel aan te wijzen als groen- en natuurgebied zonder een Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Vaststelling (ROPV) te hebben vastgesteld. De erven stelden dat zij deelgenoten zijn in de onverdeelde nalatenschap van wijlen de heer Y en dat het Land hen schade heeft berokkend door het vrije gebruiksrecht van hun perceel te ontnemen, waardoor het perceel onverkoopbaar is geworden. Ze voerden aan dat de waarde van het perceel voor de aanwijzing als natuurgebied op Afl. 4.123.000 was getaxeerd en dat potentiële kopers afhaakten vanwege de aanwijzing.

Het Land, vertegenwoordigd door de heer A. Lumenier, voerde verweer en stelde dat de erven zich tot de bestuursrechter hadden moeten wenden, aangezien er een bestuursrechtelijke weg openstond. Het Land erkende dat het ROP sinds 2007 als beleid wordt gehanteerd, maar betoogde dat de erven in beginsel hun perceel konden verkopen of bebouwen, mits zij voldeden aan de voorwaarden van de Landsverordening Ruimtelijke Ordening (Lro).

De rechter oordeelde dat de erven ontvankelijk waren in hun vordering, maar dat de aanwijzing van het perceel als natuurgebied rechtmatig was, aangezien deze was gebaseerd op de Lro en het algemeen belang diende. De rechter concludeerde dat de erven niet voldoende bewijs hadden geleverd dat zij onevenredige schade leden die niet voor hun rekening diende te blijven. De vorderingen van de erven werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 21 oktober 2015
Behorend bij A.R. 2463 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
A,
B,
C,
D,
allen wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: de erven X,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Kock,
tegen:
Het openbaar lichaam
LAND ARUBA
rechtspersoon naar publiek recht,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de heer A. Lumenier.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis d.d. 25 maart 2015. Ingevolge dat tussenvonnis heeft op 7 september 2015 een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van de rechter die dit vonnis wijst.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
De erven X stellen deelgenoten te zijn in de onverdeelde nalatenschap van wijlen de heer Y. Hiertoe behoort volgens het inleidend verzoekschrift onder meer een perceel eigendomsgrond te [plaats], met een omvang van 11.780 m², kadastraal bekend als Land Aruba, [afdeling], Sectie [sectie], nr. [nummer]. Het perceel ligt aan de noordkust van Aruba aan een baai genaamd [naam].
2.2
De erven stellen dat het Land onrechtmatig jegens hen handelt doordat hij het gebied waarvan hun perceel deel uit maakt, op grond van de Landsverordening ruimtelijke ordening (Lro) en het Ruimtelijk ontwikkelingsplan (ROP) heeft aangewezen als groen- en natuurgebied.
Subsidiair stellen zij dat de onrechtmatigheid hierin bestaat dat het Land in strijd met de Lro handelt, althans in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, door het perceel als natuurgebied aan te wijzen zonder dat er een op het ROP gebaseerd Ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorwaarden (ROPV) is vastgesteld, op grond waarvan de burger schadeloosstelling kan vragen.
2.3
De erven stellen schade te hebben geleden doordat van hen het vrije gebruiksrecht van het perceel is ontnomen en dat dit thans onverkoopbaar is. Blijkens een door hen overgelegd taxatierapport d.d. 30 juni 2005 (daterend van voor de aanwijzing als natuurgebied) blijkt de vrije marktwaarde van het perceel op Afl. 4.123.000 te zijn getaxeerd. Medio 2006 werd een potentiële koper gevonden, die afhaakte nadat was gebleken dat het Land het perceel als natuurgebied had aangewezen. Ook in 2007 haakte een potentiële koper af. De erven hebben een ten bewijze daarvan een Letter of Intent en een concept-koopovereenkomst overgelegd, waarin een prijs wordt vermeld van Afl. 4 onderscheidenlijk 4,2 miljoen.
2.4
Doordat het Land geen ROPV heeft vastgesteld, is de bestuursrechtelijke weg voor erven afgesloten. Zij zijn in contact getreden met het Land met een verzoek om schadeloosstelling door middel van grondruil. Het Land heeft daar afwijzend op gereageerd en in een door hen aangespannen bestuursrechtelijke procedure (Lar 1425/2013, uitspraak van 20 november 2013) werd het door de erven ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, aangezien hun verzoek was gericht op een rechtshandeling naar burgerlijk recht. De erven hebben tevens overgelegd een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof d.d. 18 september 2012 (52257-H332/11), waarin het hof (in een zaak waar zij overigens geen partij bij waren) heeft bepaald dat er (nu er op basis van de Lro nog geen verzoek om schadeloosstelling kan worden gedaan) op dit moment geen andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open staat voor het vorderen van schadevergoeding.
2.5
De erven vorderen een verklaring voor recht dat gedaagde jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en nog handelt door het betrokken perceel tot groen- en natuurgebied aan te wijzen, zonder een ROPV vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat sprake is van een rechtmatige overheidsdaad die de overheid verplicht om eisers schadeloos te stellen, met veroordeling van het Land om aan de erven schadevergoeding te betalen, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van indiening van het inleidend verzoekschrift, kosten rechtens.
2.6
Het Land voert gemotiveerd verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vordering, kosten rechtens. Het Land meent dat aan de erven een bestuursrechtelijke weg open heeft gestaan of nog open zal staan, zodat zij zich tot de bestuursrechter hadden moeten wenden en in deze civiele procedure niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
2.7
Het Land erkent dat het ROP sinds 2007 als beleid wordt gehanteerd en daarmee het Land bindt. Het ROP heeft geen noemenswaardige wijziging gebracht in de eigendomsverhoudingen. Wel dienen eigenaren die hun grond willen verkavelen in drie of meer percelen dan wel bij het bouwen van drie of meer gebouwen een goedkeuringsprocedure volgen. Bij de behandeling daarvan wordt rekening gehouden met de te verwachten ontwikkeling op de omliggende gronden. De erven kunnen het perceel dus in beginsel verkopen of bebouwen. Het perceel valt slechts onder de werking van de Lro indien het in drie of meer terreinen wordt gesplitst of meer dan drie gebouwen op elk terrein worden gebouwd. De eventuele beperkingen uit hoofde van de Lro en ROP vinden plaats in het algemeen belang. Dat het ROPV nog niet is vastgesteld, is niet onrechtmatig, gezien de omvang van het project. Overigens was het gebruik van het perceel van de erven al voor het ROP beperkt. In het midden van het perceel ligt een rooi, met functie van waterafvoer. Door DOW worden geen bouwvergunningen verleend in of bij een rooi.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gelet op de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof d.d. 18 september 2012 (52257-H332/11) acht het gerecht de erven in de onderhavige procedure ontvankelijk, nu namens het Land ter comparitie van partijen d.d. 7 september 2015 is bevestigd dat er tot op heden geen ROPV is vastgesteld, zodat de erven een bestuursrechtelijke procedure tot schadeloosstelling niet kunnen volgen, terwijl blijkens de door de erven overgelegde uitspraak van de bestuursrechter zij niet-ontvankelijk werden verklaard.
3.2
Het gerecht constateert dat de aanwijzing door de overheid van natuurgebieden is gebaseerd op de Lro. Er zijn geen argumenten aangevoerd die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de overheid hiermee een ander oogmerk had dan het behartigen van een algemeen belang, namelijk de bescherming van Aruba’s natuur aan de nog vrijwel ongerepte noordkust, waar het bewuste perceel is gelegen. Het gerecht stelt vast dat er daarmee in beginsel sprake is van een rechtmatige overheidsdaad.
3.3
Desondanks zou de rechtmatigheid hieraan kunnen komen te ontvallen, indien de overheid met haar beleid aan de erven zodanig onevenredige schade zou toebrengen dat deze redelijkerwijs niet voor hun rekening zou moeten blijven. Of de gevolgen voor de erven onevenredig nadelig zijn, moet worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de overheidshandeling, het gewicht van het daarmee gediende belang, de voorzienbaarheid van de maatregel voor belanghebbenden en de omvang en aard van de schade zijdens de erven. [1]
3.4
Natuurbescherming is wereldwijd een erkend algemeen belang dat de overheid in alle ontwikkelde landen door middel van regelgeving en beleid ter harte neemt en weegt als belang zwaar, zeker ook in een dicht bevolkt land als Aruba.
3.5
Dat de erven onevenredige schade lijden die niet voor hun rekening behoeft te blijven, is onvoldoende toegelicht. Ter onderbouwing van de door hen gestelde schade hebben zij het in overweging 2.3 bedoelde taxatierapport – daterend van voor de aanwijzing - overgelegd en een beroep gedaan op twee afgeketste onderhandelingen. Dat is echter niet voldoende om onevenredige schade aan te nemen. Ook vóór de vaststelling van het ROP en de aanwijzing van (dit deel van) de noordkust als natuurgebied had de overheid reeds van oudsher [2] de bevoegdheid bij het afgeven van bouwvergunningen acht te slaan op ‘ontsiering van de omgeving’ en de ‘hinderlijkheid’ (artikel 22 Bouw- en woningverordening). Met andere woorden, het vaststellen van natuurbeschermingsbeleid impliceert niet dat de erven of erflater vóór vaststelling van het beleid uitzicht hadden op zodanig ruimer gebruik van de grond in vergelijking met de situatie thans, dat er sprake is van onevenredige schade, te meer niet daar het Land onweersproken heeft gesteld dat de boca een uitmonding is van een waterafvoerende rooi, waarvoor geen bouw- of andere vergunningen worden afgegeven. De taxateur heeft in zijn taxatierapport geen blijk gegeven met dergelijke beperkingen rekening te hebben gehouden, terwijl die ook toen al aan de orde waren. Het afhaken van belangstellende kopers vormt bovendien geen bewijs of voldoende aanwijzing dat de koop tegen de gestelde prijs wel rond zou zijn gekomen als het gewraakte natuurbeleid niet had gegolden. Kopers hadden ook zonder dat beleid immers moeten afwachten (of zekerheid moeten bedingen) of zij de door hen benodigde vergunningen om hun plannen in de volle omvang te realiseren, wel hadden gekregen. Het afketsen van deze onderhandelingen bewijst daarmee ook niet dat de grond tegen voor de erven aanvaardbare voorwaarden nu onverkoopbaar is en destijds niet. Ten slotte heeft het Land onweersproken aangevoerd dat er geen algeheel verbod op bouwactiviteiten voor het betrokken perceel geldt. De stelling van de erven dat het vrije gebruiksrecht geheel ontnomen is, houdt dus evenmin stand.
3.6
Uit het voorgaande blijkt dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat de erven onevenredige schade lijden die redelijkerwijs niet voor hun rekening dient te blijven. Daarmee is de door hen (als primair en subsidiair) gestelde onrechtmatigheid niet komen vast te staan. Hun vorderingen zullen derhalve worden afgewezen. Zij zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van het Land.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Wijst de vorderingen af.
Veroordeelt eisers in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie onder meer HR 18 januari 1991, NJ 1992/638 (https://www.navigator.nl/document/id15761991011814096nj1992638dosred?idp=LegalIntelligence), HR 15 februari 1991, NJ 1992/639 (https://www.navigator.nl/document/id15761991021514122nj1992639dosred?idp=LegalIntelligence), HR 3 april 1998, NJ 1998/726 (https://www.navigator.nl/document/id15761998040316537nj1998726dosred?idp=LegalIntelligence) en HR 30 maart 2001, NJ 2003/615 (https://www.navigator.nl/document/id157620010330c00083hrnj2003615dosred?idp=LegalIntelligence).
2.Ook reeds in de Bouw- en woningverordening 1935.