In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 21 oktober 2015 een vonnis gewezen in een incident tot vrijwaring. De eisers, een eenmanszaak en twee natuurlijke personen, hebben in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Y, waarbij zij betaling van een bedrag van Afl. 103.905,40 vorderen, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De eisers stellen dat Y wanprestatie heeft gepleegd bij de uitvoering van een overname-overeenkomst. Y heeft in reactie hierop verzocht om Z in vrijwaring op te roepen, met het argument dat Z, en niet Y, partij was bij de overname-overeenkomst en dat er een afspraak was gemaakt die Y vrijwaart van aansprakelijkheid jegens X.
De procedure in het incident omvatte een incidentele conclusie van eis tot oproeping in vrijwaring en een conclusie van antwoord. De eisers hebben zich verzet tegen de oproeping in vrijwaring, omdat zij geen vertraging in de procedure en onnodige kosten willen maken. De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor het inwilligen van het verzoek om oproeping in vrijwaring voldoende is dat de verzoeker stelt dat de derde verplicht is de gevolgen van een veroordeling te dragen. Dit vereiste is in dit geval voldaan.
De rechter heeft geoordeeld dat er geen onredelijke vertraging van het geding te verwachten is door de toewijzing van het verzoek. De beslissing over de proceskosten in dit incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De rechter heeft het verzoek tot oproeping in vrijwaring toegewezen en de zaak verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2015.