ECLI:NL:OGEAA:2015:426

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
P-2015/04557, 320 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor vuurwapenbezit in Aruba

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte vrijgesproken van poging doodslag en ontslagen van alle rechtsvervolging voor poging zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer slaagde, omdat de verdachte zich verdedigde tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanval op zijn lijf. De feiten vonden plaats op 27 maart 2015, toen de verdachte werd aangevallen door het slachtoffer met een mes. De verdachte, die zwaar gewond was, trok een vuurwapen en schoot in de richting van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in die situatie mocht menen dat zijn leven in gevaar was en dat zijn reactie proportioneel was. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, aangezien dit een strafbaar feit oplevert. De rechtbank benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van vuurwapens en de gevaren die dit met zich meebrengt. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Schoemaker op 9 oktober 2015.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.C.P.M. Kok.
De officier van justitie, mr. F.A.P.M. van Deutekom, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts is onttrekking aan het verkeer/verbeurdverklaring gevorderd van de inbeslaggenomen tas en verdovende middelen.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd aan de hand van door haar overlegde pleitaantekeningen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
1. dat hij op of omstreeks 27 maart 2015 in Aruba, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], (al dan niet met voorbedachten rade) van het leven te beroven, opzettelijk een (of meer) schot(en) met een (of meer) kogel(s) op en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft gelost, terwijl de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 27 maart 2015 in Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk gewelddadig een (of meer) schot(en) met een (of meer) kogel(s) op en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft gelost, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
2. dat hij op of omstreeks 27 maart 2015 in Aruba, voorhanden heeft gehad een pistool en/of een revolver en/of een (of meer) (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening.

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Het gerecht acht de aan verdachte primair tenlastegelegde poging moord dan wel doodslag niet wettig en overtuigend bewezen. Voor hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, namelijk dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven, is onvoldoende bewijs voorhanden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten, maar in aanmerking moet worden genomen dat [slachtoffer] niet werd geraakt ondanks dat de verdachte vanaf korte afstand, enkele meters 4 á 5 schoten heeft gelost. Er zijn geen kogelinslagen of hulzen aangetroffen. Niet is vast komen te staan dat verdachte op vitale delen heeft gericht. Uit getuigenverklaringen volgt alleen dat in de richting van [slachtoffer] werd geschoten.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. dat hij op
of omstreeks27 maart 2015 in Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, daartoe, alstoen en aldaar, opzettelijk gewelddadig
een (ofmeer
)schot
(en
)met
een (of meer)kogel
(s
) op en/ofin de richting van die [slachtoffer] heeft gelost, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
2. dat hij op
of omstreeks27 maart 2015 in Aruba, voorhanden heeft gehad
een pistool en/of een revolver en/of een (of meer) (scherpe) patro(o)n(en), in elk gevaleen vuurwapen en
/ofmunitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de (navolgende) wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, District 3, mutatienummer 333536/2015, onderzoek ‘Steekpartij [verdachte]’, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 1 september 2015 gesloten en ondertekend door A.A. Werleman, brigadier eerste klasse bij voormeld korps.
* Een proces-verbaal, bijlage 2.2.7, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 april 2015 gesloten en getekend door D.A. Young, onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [slachtoffer], -zakelijk weergegeven-:
Op de dag van de verjaardag van mijn moeder, de juiste datum weet ik niet meer, reed ik in mijn auto. Omstreeks 16:30 uur reed naar de Beauty Salon te [adres]. Mijn auto is van het merk “Honda” model Accord”, 4 portieren, donker blauw, met het stuur aan de achter zijde, bouwjaar 1998 en gekentekend [autokenteken]. Ik reed over de [weg] in westelijke richting door. Ik zag [verdachte] aan de kant van die weg in westelijke richting lopen. Terwijl ik langs [verdachte] reed hoorde ik een voorwerp tegen mijn auto slaan. Ik stopte direct mijn auto om [verdachte] aan te spreken. Wij raakten in een worsteling. Ik zwaaide met mijn mes in de richting van de schouder van [verdachte]. Het mes stak [verdachte] in zijn hals. Ik kreeg toen de kans om weg te rennen en achter het portier te schuilen. Toen ik merkte dat [verdachte] kogels in mijn richting afvuurde rende ik in oostelijke richting weg. Ik vreesde dat [verdachte] mij dood zou schieten. Na ongeveer vijf a zes schoten, stopte [verdachte] met het schieten.
* Een proces-verbaal, bijlage 5.1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2015 gesloten en getekend door D.A. Young, onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1], -zakelijk weergegeven-:
Heden, 27 maart 2015, parkeerde ik mijn auto, met de neus in oostelijke richting, voor mijn woning. Ik zag een donkerkleurige jongen, in oostelijke richting op de straat lopen. Ik bleef heel even in mijn auto zitten. Op dat moment zag ik een blauwe auto, van oostelijke richting, met volle vaart aan komen rijden. Vervolgens zag ik die auto hevig remmen. Vervolgens sprong een dikke man vanuit die auto. Die man trad op als chauffeur van die auto. Het betrof een blauw gelakte auto, met het stuur aan de rechterzijde en voorzien van de kentekenplaat [autokenteken]. Die dikke man die uit de auto sprong, viel meteen de donkerkleurige man aan en zei “Awo si mi te regla bo kwenta”. De dikke man hield de donkerkleurige man bij zijn rechterhand vast en duwde hem tegen het erf muur van mijn buurman, zijnde perceel [adres]. Hierna zag ik dat de dikke man een mes in zijn rechterhand vast hield en zwaaide deze naar de hals en bovenlichaam van de donkerkleurige man. Die dikke man die zwaaide met het mes ongeveer 4 a 5 keer in de richting van de donkerkleurige man. Hierna raakte de donkerkleurige van lost van de dikke man en ging ter hoogte van mijn auto, op een afstand van ongeveer drie meter van de dikke man verwijderd staan. Vervolgens zag ik de donkerkleurige man een voorwerp vanuit zijn rechter voor broekzak nemen en richtte dit in de richting van de dikke man. Hierna loste de donkerkleurige man drie a vier schoten in de richting van de dikke man. De dikke man liet zijn auto achter en rende in oostelijke richting weg. Hierna ging de donkerkleurige man naast mijn auto staan, kennelijk om zijn verwondingen via de ruit van de linker achter portier te kunnen zien.
* Een proces-verbaal, bijlage 5.2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2015 gesloten en getekend door J.M. Maduro, brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 2], wonende te [adres], -zakelijk weergegeven-:
Heden, 27 maart 2015, zat ik op mijn veranda en zag ik een man van donker huidskleur onder het bloed, ten westen van mijn woning. De man had een vuurwapen in zijn hand en schoot gericht op een dikke man. Hij schoot ongeveer 4 á 5 schoten op de man. De schoten waren niet luid en het klonk alsof vuurwerk afging.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Poging een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 jo 1:119 van het Wetboek van Strafrecht
2. Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening,
Strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening
Noodweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat verdachte ter zake van het bewezen te verklaren feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien aan verdachte een beroep op noodweer toekomt. De raadsvrouw heeft dienaangaande aangevoerd dat verdachte op straat liep, aangevallen werd, levensgevaarlijk werd neergestoken, en vervolgens binnen enkele seconden een vuurwapen heeft getrokken en in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten. De raadsvrouw wijst op de door [slachtoffer] aan verdachte geuite woorden ‘awo si mi ta bay regla bo cuenta’ waardoor het vermoeden van verdachte dat zijn leven in gevaar was werd versterkt, en dat op het moment dat verdachte het vuurwapen trok, het gevaar nog niet was afgewend, nu [slachtoffer] nog binnen een straal van 3 meter van verdachte stond en pas wegrende toen verdachte het vuurwapen trok. Verdachte heeft als laatste redmiddel om zich te verdedigen tegen de aanval van [slachtoffer], zijn vuurwapen gebruikt.
Het gerecht stelt voorop dat het bijzondere waarde hecht aan de verklaring van de heer [getuige 1], die heeft verklaard dat het incident op ongeveer vier meter afstand van hem heeft plaats gevonden en hij alles heeft kunnen zien en horen. Deze getuige heeft verder verklaard dat [slachtoffer] uit zijn auto stapte en verdachte direct begon aan te vallen en daarbij de woorden uitte: “Awo si mi te regla bo kwenta”. [slachtoffer] is verdachte met een mes te lijf gegaan en heeft hem daarmee op drie plaatsen verwond, namelijk aan zijn pols, schouder en nek. Zodoende is afdoende vast komen te staan dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte door die [slachtoffer].
Op enig moment wist verdachte zich los te krijgen van de aanranding door [slachtoffer], waarna hij enkele meters achteruit liep, zijn wapen trok en 4 á 5 schoten in de richting van [slachtoffer] heeft gelost. Dat verdachte zijn wapen niet eerder heeft getrokken en daar schoten mee heeft afgevuurd, wordt bevestigd door beide getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. De vraag die rijst is of op het moment dat door verdachte het wapen werd getrokken, er nog sprake was van een wederrechtelijke aanranding en zo ja, of het handelen van verdachte proportioneel dient te worden geacht. Ondanks het rustmoment dat kennelijk is ontstaan nadat verdachte zich wist te verlossen uit de greep van [slachtoffer], is niet komen vast te staan dat daarmee de aanranding door [slachtoffer] jegens verdachte ook ten einde was gekomen, zoals wel gesteld door de officier van justitie. Immers kan uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] worden geconcludeerd dat [slachtoffer] pas is weggerend nadat door verdachte het wapen werd getrokken en hij daarmee in de richting van [slachtoffer] begon te schieten. Het gerecht is van oordeel dat verdachte in die situatie had mogen menen, [slachtoffer] was immers nog gewapend, dat de aanval niet was geëindigd. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich aan de situatie had kunnen onttrekken door te vluchten, verdachte was immers reeds zwaar gewond. Evenmin is aannemelijk geworden dat verdachte had kunnen volstaan met een minder ingrijpend verdedigingsmiddel, waarbij het gerecht in aanmerking neemt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat verdachte het middel enkel ter afschrikking van [slachtoffer] heeft gebruikt teneinde de aanval op hem te beëindigen en [slachtoffer] niet dodelijk heeft trachten te raken. Het gerecht is van oordeel dat, gelet op de hevige aanval in de gegeven omstandigheden, is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit.
Geconcludeerd wordt dat verdachte in noodweer heeft gehandeld. Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert daardoor geen strafbaar feit op en de verdachte dient ter zake te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het onder 2 bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde is de verdachte strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het onder 2 bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen met munitie in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan gevaarlijke situaties met zich brengen en de aanwezigheid van vuurwapens veroorzaakt ook op zichzelf al gevoelens van angst en onveiligheid. Het gerecht rekent verdachte dit zwaar aan en oplegging van een vrijheidsontnemende straf is daarom geïndiceerd.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat verdachte in het verleden reeds is veroordeeld voor geweldsdelicten waarbij gebruik is gemaakt van wapens.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de in beslaggenomen verdovende middelen, welke aan de verdachte toebehorende goederen zijn aangetroffen bij gelegenheid van onderzoek naar het onder 1 ten laste gelegde feit, zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en het kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.
B.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van het in beslag genomen geld en de in beslag genomen schoudertas aan de verdachte, nu dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:68, 1:74, 1:75 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hierboven omschreven;
verklaart het onder feit 1, subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 2 tenlastegelegde;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde goederen;
gelast de teruggaveaan de verdachte van het in rubriek 9B genoemde geld;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 9 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.