ECLI:NL:OGEAA:2015:422

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
P-2015/06322, 388 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte op 16 oktober 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, wegens het voorhanden hebben van vuurwapens. De zaak betreft een incident op 9 mei 2015, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een auto-ongeluk. Tijdens de controle van de auto werd een vuurwapen aangetroffen in een tas die aan de verdachte toebehoorde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar het gerecht oordeelde dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad door de gestelde vormverzuimen. Het beroep op strafverlaging werd afgewezen, omdat de verdediging niet had aangetoond dat de verdachte door de normschending was benadeeld. Het gerecht oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid opheffen of uitsluiten. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar het bezit van vuurwapens op de openbare weg werd als ernstig beschouwd. De beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, was bedoeld om de verdachte te ontmoedigen zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarnaast werd onttrekking aan het verkeer uitgesproken voor de in beslag genomen vuurwapens, terwijl de tas aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen.
De officier van justitie, mr. E.E. Lugo, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts is onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring gevorderd van de hierna te noemen inbeslaggenomen vuurwapen en de patroonhouder en verbeurdverklaring gevorderd van de tas.
De raadsman heeft het woord gevoerd ter verdediging.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 9 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een (of meer) vuurwapen(s), te weten:
- een pistool van het merk Lorcin, model L380 en voorzien van het serienummer 388410
en/of
- een revolver van het merk Smith & Wesson, voorzien van het serienummer c 30753, in elk geval een (of meer) vuurwapen(s) als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 icm 11 van de Vuurwapenverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks9 mei 2015 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een
(of meer)vuurwapen
(s), te weten:
- een pistool van het merk Lorcin, model L380 en voorzien van het serienummer 388410

en/of

- een revolver van het merk Smith & Wesson, voorzien van het serienummer c 30753, in elk geval een (of meer) vuurwapen(s)als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de (navolgende) wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, nummer A-38/15 D2, in de wettelijke vorm opgemaakt op 19 juni 2015.
* Een proces-verbaal, bijlage 1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 mei 2015 gesloten en getekend door verbalisanten Halley, Dijkhoff, Badal, Filiciana, Abdul en Stuart, respectievelijk, brigadier eerste klasse, brigadier en agenten bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van aanhouding, -zakelijk weergegeven-:
Op zaterdag 9 mei 2015 dirigeerden wij ons naar [adres] alwaar een aanrijding had plaatsgevonden tussen een personenauto, Nissan Sentra met kentekennummer [autokenteken], en een bus van Arubus. Verdachte was één van de inzittenden van de personenauto.
Bij controle in de voornoemde personenauto werd onder de voorbank aan de passagierszijde een rood tasje aangetroffen. In dit rode tasje zat een zwartkleurig pistool van het merk Lorcin met serienummer 388410 en een lege patroonhouder. In het zijvakje van het tasje werd een AZV kaart ten name van verdachte aangetroffen.
* Een proces-verbaal, bijlage 11, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 mei 2015 gesloten en getekend door verbalisanten Dirksz en Pieters, respectievelijk, hoofdagent eerste klasse en hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], -zakelijk weergegeven-:
Op de dag van het auto ongeluk, 9 mei 2015, was ik in de ochtend met mijn auto, Nissan Sentra, samen met medeverdachte [medeverdachte 2], naar Oranjestad gereden. Daar kwamen we [verdachte] tegen ter hoogte van het postkantoor. [verdachte] had een rode tas bij zich.
* Een proces-verbaal, bijlage 28, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 13 mei 2015 gesloten en getekend door verbalisanten Pieters en Winklaar, respectievelijk, hoofdagent en brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Op de dag van het auto ongeluk, 9 mei 2015, was ik in de ochtend buiten bij het postkantoor toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] langsreden in de Nissan Sentra van [medeverdachte 1]. Ik kreeg een lift van hun. De roodkleurige tas die na het ongeluk door de politie in de auto is aangetroffen is van mij. Het vuurwapen dat in de rode tas is aangetroffen is van mij.
* Een proces-verbaal, bijlage 34, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 mei 2015 gesloten en getekend door R.G.L. Jansen, hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
technisch onderzoek revolver en pistool, -zakelijk weergegeven-:
Op 13 mei 2015 ontving ik in verband met de zaak Radisson één pistool, waarnaar door mij onderzoek is verricht.
Naar aanleiding van het onderzoek is het mij gebleken dat het pistool echt is. Tevens is deze voor bedreiging en afdreiging geschikt en valt daarom onder de Vuurwapenverordening.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft een beroep gedaan op bewijsuitsluiting met betrekking tot de door verdachte op 9 mei 2013 gedane uitlatingen in het ziekenhuis, welke zijn opgenomen in het proces-verbaal als bijlage 7 in het dossier, vanwege een normschending. Het gerecht zal aan dit verweer voorbij gaan, nu het betreffende proces-verbaal niet als bewijsmiddel dient voor de bewezenverklaring van de strafbare feiten.
Verdachte is nadien teruggekomen op de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd en die voor het bewijs is gebezigd. Volgens de verdachte heeft hij iets verklaard dat niet waar was, omdat de verhorende verbalisanten bleven doorvragen. Het gerecht hecht geen geloof aan de latere ontkenning van verdachte, te minder daar zijn bekennende verklaring voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening op de openbare weg voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan gevaarlijke situaties met zich meebrengen, terwijl de aanwezigheid van vuurwapens op zichzelf al gevoelens van angst en onveiligheid opwekken. Het gerecht rekent verdachte dit handelen zwaar aan.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
De verdediging heeft een beroep gedaan op strafverlaging vanwege een onherstelbare normschending. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte niet conform de wettelijke regels heeft plaatsgevonden, zo is verdachte ten tijde van zijn aanhouding niet op zijn rechten gewezen, waarna begonnen is met het verhoor van verdachte, terwijl verdachte toen ook niet is gewezen op zijn consultatie recht. Het gerecht gaat aan dit verweer voorbij. De verdediging heeft niet aangevoerd in welk specifieke belang de verdachte door die gestelde normschending is geschaad. Nu de door de verdachte afgelegde verklaring ten tijde van dat vermeende verhoor niet tot het bewijs is gebezigd, acht het gerecht dat er geen sprake is van enig door verdachte geleden nadeel als gevolg van de gestelde normschending, waardoor aan de gestelde normschending geen gevolgen zullen worden verbonden.
Voorts heeft de verdediging gesteld dat de inverzekeringstelling van verdachte pas heeft plaatsgevonden nadat de termijn voor het ophouden voor verhoor reeds was verstreken, waardoor verdachte zonder recht of titel van zijn vrijheid ontnomen is geweest. Ook dit betreft aldus de verdediging een schending van fundamentele rechten van de verdachte die onherstelbaar is en met een strafverlaging dient te worden gecompenseerd. Dit verweer is door de verdediging ook aan de rechter-commissaris voorgelegd in het kader van de voorlopige hechtenis. Door de rechter-commissaris is hier dan ook reeds op beslist. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, belet het gesloten stelsel van rechtsmiddelen dat verweren aangaande de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen die reeds ter beoordeling van de rechter-commissaris hebben gestaan of hebben kunnen staan, (nogmaals) ter terechtzitting aan de orde kunnen komen. Het gerecht verwerpt het verweer.
Ten voordele van verdachte geldt dat verdachte niet eerder veroordeeld is geweest voor soortgelijke feiten.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen vuurwapen en de patroonhouder zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het tenlastegelegde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
B.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de in beslag genomen rode tas aan de verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:74, 1:75, 1:224 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 397 van het Wetboek van Strafvordering.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
vier (4) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
gelast de teruggaveaan de verdachte van het in rubriek 9B genoemde voorwerp;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 16 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.