ECLI:NL:OGEAA:2015:415

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 januari 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
L.A.R. nr. 1973 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening bouwvergunning voor appartementencomplex

In deze zaak heeft appellante, A., bezwaar gemaakt tegen de verlening van een bouwvergunning aan B. voor het bouwen van een appartementencomplex. De bouwvergunning werd verleend op 31 januari 2014, en appellante heeft op 11 april 2014 pro forma bezwaar gemaakt. De beslissing op bezwaar, die op 18 juli 2014 werd genomen, verklaarde het bezwaar ongegrond, conform het advies van de Bezwaaradviescommissie LAR. Appellante heeft hiertegen op 22 augustus 2014 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

De zitting vond plaats op 17 november 2014, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De uitspraak werd gedaan op 12 januari 2015. Appellante betoogde dat de minister bij het verlenen van de bouwvergunning zijn zorgvuldigheidsplicht had geschonden, omdat het gebouw volgens haar een belemmering zou vormen voor lucht, licht en privacy. Tevens stelde zij dat de waarde van haar woning negatief zou worden beïnvloed en dat zij niet was gehoord voordat de bouwvergunning werd verleend.

Het gerecht oordeelde dat appellante tijdig beroep had ingesteld en dat het beroep ontvankelijk was. Het gerecht overwoog dat er geen aanleiding was om de bouwvergunning te weigeren, aangezien niet was gebleken dat de weigeringsgronden, zoals genoemd in de Bouw- en woningverordening (BWV), zich voordeden. De rechter concludeerde dat de bouwvergunning niet in strijd was met de redelijke eisen van welstand en dat appellante geen recht had op ongestoord woninggenot in de zin dat er geen gebouwen van meerdere verdiepingen op naburige percelen mochten worden gebouwd. De rechter verklaarde het beroep van appellante ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak van 12 januari 2015
L.A.R. nr. 1973 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
A.,
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN INTEGRATIE, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. mr. V.M. Emerencia (DWJZ).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
B.,
vertegenwoordigd.

1.PROCESVERLOOP

Op 11 april 2014 heeft appellante (pro-forma) bezwaar gemaakt tegen de verlening van een bouwvergunning op 31 januari 2014 aan B. voor het bouwen van een appartementencomplex te ….
Bij beslissing op bezwaar van 18 juli 2014 is het bezwaar van appellante, conform het advies van de Bezwaaradviescommissie LAR, ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft appellante op 22 augustus 2014 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 17 november 2014, alwaar partijen zich hebben doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden voornoemd. Namens verweerder is ook ter zitting verschenen mw. mr. Z. Van Poppel van de DOW. Namens de belanghebbende is ter zitting verschenen haar zoon.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig beroep heeft ingesteld. Het beroep is dan ook ontvankelijk.
2.2
In deze zaak gaat het om het volgende.
Appellante woont in een woning, die in eigendom aan haar toebehoort, aan de ….. in Ponton. Op 31 januari 2014 is aan de belanghebbende een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een appartementencomplex van twee bouwlagen op een erf, dat hem in eigendom toebehoort, aan de ….. De woning van appellante ligt ten oosten van het appartementencomplex van de belanghebbende te …… en haar erf grenst aan de achterzijde met het appartementencomplex.
2.3
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing op bezwaar en verzoekt deze te vernietigen en te bepalen dat verweerder binnen een bepaalde termijn de tweede verdieping van het appartementencomplex, waarvoor de bouwvergunning is verleend, afbreekt dan wel de bouwvergunning ten aanzien van de tweede verdieping intrekt.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat verweerder bij het verlenen van de bouwvergunning aan de belanghebbende, zijn zorgvuldigheidsplicht heeft geschonden, omdat verweerder had moeten inzien dat het bouwen van een dergelijk “lelijk monstrueus bouwwerk” een belemmering ten aanzien van lucht, licht en privacy zou veroorzaken voor appellante, alsmede dat daarmee de waarde van haar woning sterk negatief zou worden beïnvloed. Appellante stelt voorts dat zij thans gestoord wordt in haar woninggenot en dat zij niet is gehoord alvorens de bestreden bouwvergunning werd verleend. Appellante stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder zijn motiveringsplicht heeft geschonden, nu hij niet (aan haar) heeft uitgelegd waarom een bouwvergunning is afgegeven in strijd met artikelen 21a en 22 van de Bouw- en woningverordening (hierna: BWV) en de bepalingen van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba ten aanzien van het burenrecht. Tenslotte stelt appellante dat de bepalingen van de BWV en de op grond daarvan aan de belanghebbende verleende bouwvergunning in strijd zijn met artikelen I.16 lid 1 en I.19 van de Staatsregeling van Aruba.
2.4
Ingevolge artikel 15 BWV worden bouwvergunningen verleend door de minister, belast met publieke werken.
Ingevolge artikel 21a, eerste lid BWV legt de minister alvorens op de aanvraag te beslissen, de aanvraag voor advies voor aan een commissie van deskundigen, die beziet of het gebouw voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het tweede lid bepaalt – voor zover hier van belang – dat bij de beoordeling van de vraag of een bouwwerk voldoet aan de redelijke eisen van welstand, acht wordt geslagen op de aanvaardbaarheid van het gebouw in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap of de stedebouwkundige context (sub a) en de samenhang in het gebouw of de gebouwen, voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan (sub c).
Ingevolge artikel 22 BWV wordt een bouwvergunning slechts geweigerd indien één van de in die bepaling genoemde omstandigheden zich voordoen.
Artikel 29 BWV bepaalt dat de betrokken minister bevoegd is een verleende bouwvergunning bij een met redenen omklede beslissing in te trekken, indien (a) binnen een jaar na de dag waarop de bouwvergunning is verleend, met het werk nog geen begin is gemaakt, of wanneer het werk gedurende een jaar is gestaakt of (b) bij het verrichten van het werk waarop de bouwvergunning betrekking heeft, wordt afgeweken van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening.
2.5
Met verweerder is het gerecht van oordeel dat er geen aanleiding bestond om de door de belanghebbende verzochte bouwvergunning te weigeren, nu immers niet is gebleken dat één van de in artikel 22 BWV genoemde weigeringsgronden zich voordoen. Voorts is ook niet gebleken dat de bouwvergunning is verleend in strijd met de bepalingen in artikel 21a BWV. Dat appellante het gebouwde “lelijk en monstrueus” vindt, wil nog niet zeggen dat het gebouw of gebouwsgedeelte niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, zoals bedoeld in voornoemde bepalingen. Over smaak valt immers niet te twisten.
Voorts miskent appellante dat zij geen recht heeft, ook niet op grond van de Staatsregeling van Aruba, op ongestoord woninggenot in die zin dat op de naburige percelen (eigendomsterreinen) geen gebouwen van meerdere verdiepingen mogen worden gebouwd. Dit klemt te meer nu appellante in de hoofdstad woont, alwaar ingevolge het Ruimtelijk ontwikkelingsplan, mede vanwege de explosieve groei van het aantal bewoners in de laatste decennia, tot maximaal vijf bouwlagen mag worden gebouwd.
Overigens bestaat er geen wettelijke grondslag voor het horen van buurtbewoners alvorens een bouwvergunning wordt verleend noch voor het geven van uitleg c.q. motivering aan die buurtbewoner(s) ten aanzien van een verleende bouwvergunning.
2.6
Nu ook geen aanleiding bestaat om de bouwvergunning (gedeeltelijk) in te trekken, dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 12 januari 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).