ECLI:NL:OGEAA:2015:409

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
2013/66358
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invoerrechten op onderdelen voor sleepboten en de toepassing van vrijstellingen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen X Company Aruba N.V. en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De zaak betreft de invoer van onderdelen voor sleepboten en de vraag of deze vrijgesteld zijn van invoerrechten op basis van de Landsverordening In- Uit en Doorvoer (LIUD). De belanghebbende, X Company, had eerder invoerrechten voldaan en maakte bezwaar tegen deze voldoening, stellende dat er recht op vrijstelling bestond. De Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de onderdelen voor terminalactiviteiten bestemd waren en niet voor raffinage, wat leidde tot de vraag of de vrijstelling van artikel 128, eerste lid, ten zesde, letter n, LIUD van toepassing was. Het Gerecht oordeelde dat de onderdelen niet onder de vrijstelling vielen, maar dat er wel sprake was van gewekt vertrouwen bij de belanghebbende op basis van eerdere invoer en communicatie met de Douane. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikking en verleende teruggaaf van de betaalde invoerrechten.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juli 2015
BBZ nr. nr. 2013/66358
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
HERSTELUITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X Company Aruba N.V., gevestigd in Aruba,
BELANGHEBBENDE,
gemachtigde: mr. A (PriceWaterhouseCoopers Aruba),
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN,
zetelend in Aruba, hierna te noemen: de Inspecteur,
De uitspraak van 03 maart 2015
Op 03 maart 2015 heeft de Raad van beroep voor belastingzaken in de zaak met
nr. 2013/66358 schriftelijk uitspraak gedaan. Ingaande 1 januari 2015 is de Landsverordening Beroep in Belastingzaken gewijzigd (wijzigingsverordening: AB 2014 no.75) en is het Gerecht in Eerste Aanleg bevoegd geworden te oordelen over alle belastingzaken, ook de aanhangige zaken. Deze uitspraak had derhalve door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba gedaan moeten worden.
De uitspraak van heden strekt ertoe de uitspraak van 03 maart 2015 te vervangen.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 15 augustus 2013 Afl. 61.415,40 invoerrechten op aangifte voldaan ter zake van de invoer van onderdelen voor sleepboten.
1.2
Belanghebbende heeft op 30 augustus 2013 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 28 oktober 2013 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende is op 27 november 2013 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 20 november 2014 te Oranjestad zijn verschenen de gemachtigde, tot bijstand vergezeld van B en C en namens de Inspecteur mr. D. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.6
Ter zitting van 21 november 2014 te Oranjestad zijn verschenen de gemachtigde en E, medewerkster van belanghebbende, en namens de Inspecteur mr. D.

2.DE TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is de rechtsopvolger van Y Corporation Inc. (Y). Y en later belanghebbende exploiteerden een raffinaderij op Aruba en (in verband daarmee) terminalactiviteiten. Op 15 november 2012 heeft belanghebbende de raffinage-activiteiten beëindigd. De terminalactiviteiten zijn voortgezet. Belanghebbende heeft op 15 augustus 2013 aangifte gedaan ten invoer van onderdelen voor sleepboten die worden gebruikt voor de terminalactiviteiten.
2.3
Op 19 oktober 1989 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen Y en de regering van Aruba waarin onder meer het volgende staat:
Par. 3.3.2..
Import duties on refinery equipment.
The Government shall ensure that no import duties shall be imposed on equipment imported on Aruba for permanent use in the rehabilitation or operation of the Refinery. (…) The term equipment as used herein shall include but not be limited to tools, machinery, vehicles, computer and communication devices, office and household goods and furnishings, and such other items as Y or its contractors or subcontractors deem necessary for the rehabilitation or operation of the Refinery.
2.4
Op 24 februari 2010 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen belanghebbende en de regering van Aruba (aangeduid als GOA) waarin onder meer het volgende staat:
Refinery and terminal regime
GOA will introduce a so-called Refinery and Terminal regime effective as of the Effective Date that shall provide for the following (the “Refinery and Terminal Regime”):
(i). All companies that have petroleum refinery and/or terminaling activities, including [belanghebbende], shall be eligible for the Refinery and Terminal Regime (...)
(ii) As of the effective date X may and will enter into the Refinery and Terminal Regime for its refinery and terminal operations in Aruba and shall become a Refinery and Terminal Company (…)
(c) Exemption from Turnover Tax, BBO and Throughput Fees. From and after the Effective Date all imports and exports (…) shall be exempt from turnover tax, BBO and throughput fees of any kind.(…)
(f) Permanent Cessation of Operations. If X decides to permanently cease operations at the refinery (including Terminal operations but excluding the minimal terminal operations required to support on-Island supply activities) and provides the GOA with the notice set forth in section 5.1. of the 1989 agreement, the Minimal Annual Tax Amount according to the Refinery and Terminal Regime will cease beginning at the first quarter after the Refinery closure. (…)
6. Customs Duties
The parties anticipate contemplated changes in the law governing import duties as set forth in Attachment 1. In accordance with the anticipated changes in the law, Attachment 2 contains a listing of those items related to refining and terminaling operations that will be subject to duties (taxable) or exempt from duties (non taxable) under the proposed law. (…)
13. Miscellaneous Provisions
(…)
(b) This agreement is not meant to replace the 1989 Agreement but is in addition to, and in furtherance of, the 1989 Agreement, except with respect to the tax holiday provision (Section 3.2.1.) of the 1989 Agreement, which is relinquished pursuant to Paragraph 3(a) above. Section 3.2.1. and the last two sentences of Section 3.2.2. (ii) of the 1989 Agreement shall no longer apply from and after the Effective Date.
2.5
Over de vrijstelling van invoer van goederen voor de raffinaderij en terminal is ook in 1998 een geschil ontstaan. Dat is geëindigd door een schikking in 2003/2004 waarbij is afgesproken dat, vooruitlopend op een wetswijziging, een lijst van goederen zou worden opgesteld waarvoor de vrijstelling van invoerrechten gold. De lijst in “Attachment 2”, vermeld in onderdeel 6 van de onder 2.4. weergegeven overeenkomst, is gelijk aan de lijst die in 2004 is vastgesteld. Die lijst vermeldt uitdrukkelijk dat zij niet uitputtend is (non exhaustive). Er staat een lijst op met “non taxable” en een met “taxable” goederen. In de lijst “taxable” staat het volgende rijtje:
Office supplies & consumables
Bungalow and housing items
Vehicles outside of refinery
Hand tools under Afl. 1.000,-
Refinery consumables
Awards
Motor oils, hydraulic fluid, lubes
Welding supplies (i.e. rods)
Personal protection equipment
Medical equipment and supplies
Computer supplies
Computer laptops
A/C parts.

3.GESCHIL

Tussen partijen is in geschil of de invoer van de onderdelen voor sleepboten is vrijgesteld van invoerrechten, hetzij op grond van de Landsverordening In- Uit en Doorvoer (LIUD), hetzij op grond van bij belanghebbende gewekt, in rechte te honoreren vertrouwen.

4.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Volgens belanghebbende is de vrijstelling van artikel 128, eerste lid, ten zesde, letter n, LIUD reeds van toepassing omdat belanghebbende volgens haar statuten raffinage tot doel heeft. Daarnaast stelt belanghebbende dat in de overeenkomst uit 1989 was afgesproken dat de invoer van sleepboten was vrijgesteld omdat sprake was van kapitaalgoederen, en dat die vrijstelling van toepassing is op de onderhavige goederen nu het steeds de bedoeling van partijen bij de overeenkomsten is geweest om terminalactiviteiten te begrijpen onder de raffinageactiviteiten.
4.3
De Inspecteur stelt dat de vrijstelling van artikel 128, eerste lid, ten zesde, letter n, LIUD niet van toepassing is omdat de sleepboten niet zijn bestemd te worden gebruikt bij de productie van olie en dat de vrijstelling, ook op grond van de overeenkomsten tussen belanghebbende en de regering, alleen bedoeld is om goederen vrij te stellen die bestemd zijn voor raffinage van ruwe olie.

5.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

5.1
Artikel 128, eerste lid, ten zesde, letter n, van de LIUD dat bij AB 2-010-22 met terugwerkende kracht tot en met 1 december 1998 is ingevoerd, bepaalt dat zijn vrijgesteld van invoerrechten:
“machines, werktuigen, materialen en benodigdheden, alsmede onderdelen en toebehoren van machines en werktuigen, ingevoerd door olieraffinaderijen bestemd voor de raffinage van ruwe olie.”
5.2
Het Gerecht is van oordeel dat de onderhavige onderdelen van sleepboten, nu zij zijn bestemd voor terminalactiviteiten en niet zijn bestemd voor raffinage, naar de letter niet vallen onder de vrijstelling van artikel 128, eerste lid, ten zesde, letter n, LIUD.
5.3
De vraag die dan voorligt is, of belanghebbende aan de onder 2.3. en 2.4. vermelde overeenkomsten dan wel aan uitlatingen van de Douane het in rechte te honoreren vertrouwen mocht ontlenen dat de invoer van de onderdelen vrijgesteld was.
5.4
Het Gerecht stelt voorop dat de overeenkomst uit 1989 betrekking heeft op de door (de voorganger van) belanghebbende te verrichten raffinage-activiteiten. Daar zijn blijkbaar terminal-activiteiten bijgekomen, in zoverre die strekken ten behoeve van de raffinage-activiteiten. Het Gerecht maakt uit de stukken op dat die terminalactiviteiten een zelfstandige status hebben gekregen na de sluiting van de raffinaderij op 15 november 2012.
5.5
In de overeenkomst uit 1989 wordt niet gesproken over terminalactiviteiten. De in 2.3. geciteerde tekst wijst er op dat de vrijstelling betrekking had op de raffinaderijactiviteiten. In de overeenkomst uit 2010 wordt wel gesproken over “
refinery and/or terminaling activities”,maar dat is gebeurd in het kader van een nog in te voeren wettelijk regime voor raffinaderij en/of terminalactiviteiten welk regime blijkbaar nooit tot stand is gekomen. In de overeenkomst uit 2010 wordt veelvuldig gesproken over de terminalactiviteiten en wordt verwezen naar de overeenkomst uit 1989, ook in het kader van de terminalactiviteiten en is bovendien vermeld dat zij is bedoeld als aanvulling op de eerste overeenkomst. Naar het oordeel van het Gerecht is uit de tekst niet zonder meer duidelijk dat – zoals de inspecteur bepleit – al hetgeen is afgesproken in 1989 en 2010 niet (meer) geldt na het stopzetten van de raffinaderijactiviteiten.
5.6
Tussen partijen is blijkbaar niet in geschil dat een sleepboot niet is een “vehicle” als is bedoeld in Attachment 2, waarvoor de vrijstelling in elk geval niet geldt. Nu een sleepboot niet is ingericht voor het vervoer van goederen of personen acht het Gerecht dat een redelijke uitleg en zal hij die volgen.
5.7
Belanghebbende heeft gesteld - in het beroepschrift en nader toegelicht door E ter zitting - dat de Douane ook in november 2012 heeft geweigerd om goederen die belanghebbende met vrijstelling van douanerechten wilde invoeren voor haar terminalactiviteiten, vrij te geven zonder heffing. Daarna is er in januari 2013 een gesprek geweest met het Hoofd van de Douane dat er toe heeft geleid dat de goederen alsnog werden vrijgegeven zonder heffing van invoerrechten. Sindsdien zijn, aldus belanghebbende, steeds goederen met vrijstelling ingevoerd, tot de onderhavige invoer in augustus 2013. De inspecteur heeft dit alles niet weersproken.
5.8
Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende met hetgeen zij onweersproken heeft gesteld, als hiervoor vermeld, aannemelijk gemaakt dat het Hoofd van de Douane in januari 2013 bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de onderhavige invoer van goederen voor de terminalactiviteiten zou zijn vrijgesteld van invoerrechten.
5.9
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht :
verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en verleent teruggaaf van Afl. 61.415,40.
Aldus gedaan in raadkamer op 20 november 2014 door mrs. S. Verheijen, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de griffier L.H. Hoogenbergen en uitgesproken in het openbaar op 01 juli 2015.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).