Op 1 juli 2015 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij een vereniging die een jachthaven exploiteert, genaamd X, in beroep ging tegen naheffingsaanslagen belasting op bedrijfsomzetten (BBO) die door de Inspecteur der Belastingen waren opgelegd. De vereniging, opgericht in 1964, had bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen en boetes over de jaren 2007 tot en met 2011. De Inspecteur had de naheffingsaanslagen opgelegd na een boekenonderzoek in 2012, waarbij werd vastgesteld dat de vereniging omzet genereerde uit verschillende activiteiten, waaronder de exploitatie van een jachthaven en een bar/restaurant. De vereniging stelde dat de naheffingsaanslagen te hoog waren en dat de omzet uit contributies, brandstof en diesel tot een bedrag van Afl. 250.000 per jaar vrijgesteld was van BBO. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de vereniging als ondernemer voor de BBO moest worden aangemerkt.
Het Gerecht oordeelde dat het beroep van de vereniging voor het jaar 2007 ontvankelijk was, omdat de uitspraak op bezwaar niet naar de gemachtigde was verzonden. Voor de jaren 2008 tot en met 2011 waren de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het Gerecht oordeelde dat de vereniging inderdaad BBO verschuldigd was over de omzet, maar dat er rekening gehouden moest worden met de vrijstelling voor de omzet uit contributies, brandstof en diesel. De naheffingsaanslag voor 2007 werd verminderd tot Afl. 19.601 en de boete tot Afl. 4.900. Voor de andere jaren werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan in raadkamer op 18 november 2014 en openbaar uitgesproken op 1 juli 2015.