In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de moeder (verzoekster) een verzoek ingediend tot het vaststellen van kinderalimentatie en een omgangsregeling met de vader (verweerder) van hun minderjarige kind, C, geboren in 2009. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 februari 2015 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 mei 2015. Tijdens deze zitting waren de moeder en haar advocaat, mr. D.G. Illes, aanwezig, evenals de vader die in persoon procedeerde. Ook vertegenwoordigers van de Voogdijraad waren aanwezig.
De moeder verzocht de vader te veroordelen tot betaling van Afl. 400,- per maand aan kinderalimentatie, met terugwerkende kracht vanaf de datum van het verzoekschrift. Het gerecht overwoog dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, en dat de vader in het verleden een lagere bijdrage van Afl. 250,- per maand had afgesproken, maar deze niet regelmatig nakwam. Het gerecht stelde de behoefte van de minderjarige vast op Afl. 665,- per maand, rekening houdend met de kosten van verzorging, opvoeding en naschoolse opvang.
De vader's netto-inkomen werd vastgesteld op Afl. 4.640,- per maand, terwijl de moeder's netto-inkomen op Afl. 1.340,70 per maand werd geschat. Na het berekenen van de draagkracht van beide ouders, concludeerde het gerecht dat de vader in staat was om een bijdrage van Afl. 332,50 per maand te betalen voor de kosten van de verzorging en opvoeding van C, met ingang van 1 mei 2015. Daarnaast werd een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader elke zondag van 9.00 uur tot 12.00 uur met de minderjarige C kan omgaan. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.