ECLI:NL:OGEAA:2015:387

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
P-2014/15133 en P-2014/01835, 135 en 138 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van jeugdige verdachte in Arubaanse strafzaak wegens gebrek aan bewijs

In deze Arubaanse strafzaak werd een jeugdige verdachte vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten. Het eerste feit betrof een gewapende overval op 30 november 2013, waarbij de verdachte samen met anderen een woning binnenging en goederen, waaronder een mobiele telefoon en een gouden ketting, wegnam. De bewoners werden bedreigd met vuurwapens. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, maar de verdediging betoogde dat de verklaringen van de medeverdachten onbetrouwbaar waren en dat de verdachte niet bij de overval betrokken was. Het gerecht oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten niet voldoende steun boden voor de beschuldiging, waardoor de verdachte werd vrijgesproken.

Het tweede feit betrof de diefstal van een auto, een witte Toyota Tercel, in de periode van 23 tot 24 september 2013. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen de auto had gestolen, maar de verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal. Het gerecht concludeerde dat de verklaringen van de medeverdachten niet voldoende bewijs boden voor de diefstal en dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Daarom werd de verdachte ook in deze zaak vrijgesproken.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 2 juli 2015, waarbij het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], te [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015 en op 11 juni 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. D.G. Illes in de zaak met parketnummer P-2014/15133 en mr. J.J. Steward in de zaak met parketnummer P-2014/01835.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft gerekwireerd.
De raadslieden hebben het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
P-2014/15133 (zaaknummer 135 van 2015)
Dat hij op of omstreeks 30 november 2013 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen te [adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon (van het merk Samsung, model Galaxy S3) en/of een (gouden) ketting (met kruishanger) en/of een (of meer) rugtas(sen) al dan niet met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of de mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hierin bestond dat verdachte en/of de mededader(s) voorzien van een (of meer) (vuist)vuurwapen(s), althans een (of meer) op (een) (vuist)vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) een (of meer) (vuist)vuurwapen(s), althans een (of meer) op (een) (vuist)vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans getoond en/of (vervolgens) voornoemde (gouden) ketting (met kruishanger) met kracht van de hals van die [slachtoffer 1] heeft/hebben weggerukt en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Where is money. Where is money?” en/of “Money, give me money”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 325 van het Wetboek van Strafrecht)
P-2014/01835 (zaaknummer 138 van 2015)
hij op of omstreeks 23 september 2013, althans in of omstreeks de periode van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, merk Toyota, type Tercel, kleur wit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door inklimming en/of een valse sleutel;
(artikel 289 onder a en b Wetboek van Strafrecht)
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 23 september 2013, althans in of omstreeks de periode van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013 te Aruba, meermalen, althans eenmaal, (een) een auto, merk Toyota, type Tercel, kleur wit heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die een auto, merk Toyota, type Tercel, kleur wit, wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Ten aanzien van de telastlegging onder zaaknummer P-2014/15133
Verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij samen met vijf anderen op 30 november 2013 een gewapende overval heeft gepleegd op de bewoners van de woning gelegen aan [adres], waar er met gebruik van en met bedreiging met (op) vuistvuurwapens (gelijkende voorwerpen), verschillende goederen zijn weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde feit, en verwijst daarbij naar de aangiftes van de bewoners van de woning te [adres], de heer [slachtoffer 1] (hierna te noemen: de man) en mevrouw [slachtoffer 2] (hierna te noemen: de vrouw) en de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). Volgens de officier kan uit die bewijsmiddelen worden geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten op het plegen van het strafbaar feit. Dat de man slechts twee overvallers heeft gezien en de vrouw drie wil, volgens de officier, niet zeggen dat er niet meer mededaders in het huis aanwezig waren tijdens het plegen van dit strafbaar feit. De officier van justitie heeft tevens opgemerkt dat [medeverdachte 1] aanvankelijk slechts [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna te noemen: [medeverdachte 3]) als mededaders heeft genoemd, omdat hij meende dat de rol van de andere drie daders, onder wie de verdachte, niet zo groot was als die van hemzelf, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot vrijspraak en daartoe – zakelijk weergegeven – betoogd dat [medeverdachte 1] in zijn eerste verklaringen telkens heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], de gewapende overval heeft gepleegd. Dat de gewapende overval door drie verdachten is gepleegd wordt volgens de verdediging ook bevestigd door de verklaringen van de aangevers. Pas nadat [medeverdachte 1] door de politie werd geconfronteerd met de verklaring van [medeverdachte 2], die aangeeft dat er meerdere personen bij de overval betrokken waren, heeft [medeverdachte 1] de namen van de overige verdachten, onder wie [verdachte], genoemd.
De verdediging heeft verder betoogd dat [medeverdachte 1] tijdens de behandeling ter terechtzitting van zijn eigen strafzaak, is teruggekomen op zijn latere verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, en heeft verklaard dat zijn eerste verklaring op de waarheid berust en dat de gewapende overval door hem en twee andere personen, namelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], is gepleegd.
De beoordeling
In deze staat vast dat in de nacht van 30 november 2013 in de woning te [adres] is ingebroken door meerdere daders, dat de bewoners zijn bedreigd met op vuistvuurwapens gelijkende voorwerpen en dat er goederen uit die woning zijn gestolen. De bewoners, de man en de vrouw, hebben aangegeven dat er twee donkergekleurde daders in hun slaapkamer zijn binnengedrongen en dat beiden een vuurwapen in handen hadden. De vrouw heeft tevens verklaard dat zij, nadat de gewapende overvallers waren weggerend, uit het raam keek en drie mannen in westelijke richting zag wegrennen.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de verdachte een van de mededaders was. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 2] heeft vanaf zijn eerste verhoor verklaard dat de gewapende overval is gepleegd door hem en nog vijf andere jongens, te weten [medeverdachte 3] (“[bijnaam medeverdachte 3]”), [medeverdachte 1] (“[bijnaam medeverdachte 1]”), [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [verdachte], en dat [bijnaam medeverdachte 3] en [verdachte] een wapen bij zich hadden en in de slaapkamer zijn binnengedrongen.
[medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat [bijnaam medeverdachte 3], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] na de overval in noordelijke richting wegrenden, terwijl hij in oostelijke richting wegreed en de anderen (GEA: [medeverdachte 5]?) in de richting van EPB-Hato wegreden.
[medeverdachte 1] heeft van meet af aan verklaard dat hij samen met twee anderen, namelijk [medeverdachte 3] (“[bijnaam medeverdachte 3]”) en [medeverdachte 2] (“[bijnaam medeverdachte 2]”), de overval heeft gepleegd en dat die twee jongens vuurwapens bij zich hadden en de slaapkamer zijn binnengedrongen. Op de uitdrukkelijke vraag van de verbalisant (tijdens het tweede verhoor) of hij blijft volharden dat zij daar met z’n drieën waren, heeft [medeverdachte 1] verklaard dat er geen andere persoon bij de overval was betrokken. Volgens [medeverdachte 1] is hij vervolgens op zijn fiets weggereden richting EPB Hato, terwijl de twee vrienden hem rennend achterna kwamen.
[medeverdachte 1] heeft zijn verklaring een maand later gewijzigd, nadat hij door de verbalisanten is geconfronteerd met de verklaring van [medeverdachte 2] inhoudende dat er nog drie andere personen bij de overval betrokken zijn geweest. Pas op dat moment heeft [medeverdachte 1] de namen van de verdachte [verdachte], en de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] genoemd. Bij die gelegenheid heeft [medeverdachte 1] ook verklaard dat hij, samen met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] naar buiten liep, en dat de drie anderen enkele seconden later rennend naar buiten kwamen. Samen reden zij toen in noordelijke richting weg tot aan de T-kruising, alwaar [verdachte] en [medeverdachte 2] in oostelijke richting wegreden en de anderen in westelijke richting, in de richting van EPB Hato.
Tegenover bovenvermelde voor de verdachte belastende verklaringen staan de nagenoeg gelijkluidende ontkennende verklaringen van de verdachte ter zitting en van de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4], dat zij die bewuste dag met z’n drieën hebben opgetrokken en gefietst, vervolgens tot laat in de avond bij [verdachte] thuis zijn blijven chillen, en niets weten van een overval.
Naar het oordeel van het gerecht wordt de eerste verklaring van [medeverdachte 1], met name wanneer hij het heeft over het wegrennen van de woning richting EPB Hato, dat kennelijk in westelijke richting ligt, gesteund door de aangifte van de vrouw waarin zij verklaart dat zij drie mannen van haar woning in westelijke richting heeft zien wegrennen. De gewijzigde verklaring van [medeverdachte 1] en de verklaring van [medeverdachte 2] hieromtrent stroken niet met de waarneming van de vrouw. Dit maakt dat het gerecht geen geloof hecht aan de gewijzigde verklaring van [medeverdachte 1], voor zover er plotseling drie andere jongens betrokken zijn bij de overval, noch aan de verklaring van [medeverdachte 2], voor zover hij de verdachte als een van de mededaders aanwijst.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden acht het gerecht niet wettig te bewijzen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan. Het gerecht zal hem daarom vrijspreken van het hem tenlastegelegde.
B.
Ten aanzien van de telastlegging onder zaaknummer P-2014/01835
Verdachte wordt – kort samengevat – primair verweten dat hij samen met anderen in de periode van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013 een auto toebehorende aan de heer [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) door middel van een valse sleutel heeft gestolen. Subsidiair wordt hem het witwassen van voornoemde auto verweten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal. Daarbij heeft de officier verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna te noemen [medeverdachte 2]).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van overgelegde pleitnotities – samengevat – geconcludeerd tot vrijspraak. Met betrekking tot het primair tenlastegelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat de voor de verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn, gelet op de onenigheid die tussen verdachte en hen bestaat, en dat deze verklaringen derhalve niet tot het bewijs van het strafbare feit kunnen worden gebruikt. De verdediging heeft verder aangevoerd dat er tussen verdachte en voornoemde personen geen samenwerking heeft bestaan, laat staan een nauwe en bewuste samenwerking, hetwelk vereist is om van de deelnemingsvorm medeplegen te kunnen spreken.
Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging betoogd dat de auto van [slachtoffer] bij inbeslagname geheel intact was (er was geen sprake van een ingeslagen ruit en ook het contactslot was geheel intact), zodat de verdachte – zelfs indien hij in die auto zou hebben gereden –, redelijkerwijs niet had kunnen weten of vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was.
De beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting is besproken, stelt het gerecht het volgende vast.
In de nacht van 24 september 2013 deed de heer [slachtoffer] aangifte van het feit dat zijn auto, een witte Toyota Tercel, gekentekend [kentekennummer], die de avond daarvoor om 18:00 uur intact buiten zijn erf stond geparkeerd, was weggenomen. In diezelfde nacht is bedoelde auto door de politie inbeslaggenomen, nadat de politie tijdens een surveillance heeft getracht die auto met daarin drie jongens tot stoppen te manen. Na een achtervolging bracht de bestuurder de auto uiteindelijk tot stilstand, waarna de drie inzittenden uit de auto stapten en wegrenden. De politie kon één van de inzittenden aanhouden, namelijk [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]).
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij bij de verdachte thuis verbleef en dat de verdachte de avond ervoor samen met twee andere vrienden, “[bijnaam medeverdachte 1]” en “[roepnaam medeverdachte 3]”, thuis kwam in de betreffende auto. Hij dacht dat de auto toebehoorde aan de moeder van “[roepnaam medeverdachte 3]. Hij is toen ingestapt, waarna ze zijn gaan rondrijden. Op een gegeven moment hebben zij [bijnaam medeverdachte 1] thuis afgezet. De veertienjarige verdachte bestuurde op dat moment de auto. Even later werden zij door een patrouillewagen achtervolgd. Nadat ze zijn gestopt, stapten ze uit de auto en renden ze weg.
“[bijnaam medeverdachte 1]”, wiens naam [medeverdachte 1] is, heeft verklaard dat hij op 23 september 2013 drie vrienden tegen kwam, namelijk “[medeverdachte 3]”, “[bijnaam verdachte]” (d.i. verdachte), en “[roepnaam medeverdachte 2]” (d.i. [medeverdachte 2]), en dat [medeverdachte 3] en [bijnaam verdachte] met het plan kwamen om een auto te stelen. Onderweg zagen zij een witte Toyota Tercel, waarvan de passagiersportier open was. [roepnaam verdachte] deed de deur open en stapte in de auto, waarna “[bijnaam medeverdachte 1]” achter het stuur stapte en met een geslepen autosleutel de auto startte. Hierna reden ze in de auto weg.
“[roepnaam medeverdachte 3]”, wiens naam [medeverdachte 3] is, heeft verklaard dat hij die nacht samen met “[bijnaam verdachte]” bij de parkeerplaats van EPB Hato liep, toen een vriend genaamd “[roepnaam medeverdachte 2]” als bestuurder van een witte Toyota Tercel kwam aanrijden. “[bijnaam medeverdachte 1]” zat ook in de auto. Hij en [bijnaam verdachte] stapten in de auto en ieder heeft de auto bestuurd. Nadat [bijnaam medeverdachte 1] thuis werd afgezet, reed [roepnaam medeverdachte 2]. Op een gegeven moment werden zij achtervolgd door een politieauto met zwaailicht. [roepnaam medeverdachte 2] bracht de auto tot stilstand en de jongens trachtten toen te voet de politie te ontsnappen. [medeverdachte 3] had op geen enkel moment het idee dat de auto van diefstal afkomstig was, omdat alle ruiten en de contactsleutel intact waren.
De verdachte heeft enige betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten ontkend.
Dat de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan diefstal in vereniging van de auto, volgt alleen uit de verklaring van [medeverdachte 1] (“[roepnaam medeverdachte 1]”). Dit betekent dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, zodat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal heeft begaan. Het gerecht zal de verdachte derhalve daarvan vrijspreken.
Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde overweegt het gerecht het volgende.
Uit de verklaringen van de drie andere jongens kan worden vastgesteld dat de verdachte in de gestolen auto heeft gereden, dit ondanks zijn ontkenning. De vraag die echter beantwoord moet worden is of hij wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto uit misdrijf afkomstig was.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij (met z’n allen) de auto hebben gestolen. Deze verklaring kan derhalve niet worden gebruikt als bewijsmiddel voor de subsidiair tenlastegelegde heling.
De andere twee jongens hebben verklaard dat zij niet wisten waar de auto vandaan kwam, maar dat zij in ieder geval niet wisten of erop bedacht waren dat deze van diefstal afkomstig was. Aan de auto zelf was (kennelijk) niet te zien dat deze door misdrijf afkomstig was, nu deze nog intact was: er was geen sprake van een ingeslagen ruit of een beschadigd contactslot.
Gelet hierop kan naar het oordeel van het gerecht niet worden bewezen dat de verdachte wist of begreep of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was.
Ook in het gegeven dat de inzittenden op de vlucht sloegen voor de politie toen zij tot stoppen werden gemaand, ziet het gerecht geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, nu dat vluchten ook kon zijn ingegeven door het feit dat zij allen nog minderjarig waren en niet in het bezit waren van een geldig rijbewijs.

5.Beslissing

Het gerecht:
Ten aanzien van de telastlegging onder zaaknummer P-2014/15133
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4 onder A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de telastlegging onder zaaknummer P-2014/01835
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4 onder B omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 2 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.