ECLI:NL:OGEAA:2015:386

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
P-2014/15134, 136 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van jeugdige verdachte in Arubaanse strafzaak na onbetrouwbare verklaringen

In deze Arubaanse strafzaak werd een jeugdige verdachte aangeklaagd voor een gewapende overval op 30 november 2013. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.R. Bryson, verscheen voor de rechter op 26 maart en 11 juni 2015. De officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste een veroordeling op basis van belastende verklaringen van medeverdachten en de aangiftes van de slachtoffers, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2]. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met anderen een woning binnenging en de bewoners bedreigde met vuurwapens.

Tijdens de zittingen werd de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van het gerecht bevestigd. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de medeverdachten niet geloofwaardig waren, vooral omdat deze in eerste instantie de verdachte niet noemden. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en dat er geen DNA- of vingerafdrukonderzoek was uitgevoerd.

Na beoordeling van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokkenen, concludeerde het gerecht dat de verklaringen van de medeverdachten inconsistent waren en niet voldoende steun vonden in de aangiftes van de slachtoffers. Het gerecht oordeelde dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de overval. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak vond plaats op 2 juli 2015, waarbij de rechter mr. N.K. Engelbrecht de beslissing bekendmaakte.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], te [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015 en op 11 juni 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.A.R. Bryson.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft gerekwireerd.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
Dat hij op of omstreeks 30 november 2013 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen te [adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon (van het merk Samsung, model Galaxy S3) en/of een (gouden) ketting (met kruishanger) en/of een (of meer) rugtas(sen) al dan niet met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of de mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hierin bestond dat verdachte en/of de mededader(s) voorzien van een (of meer) (vuist)vuurwapen(s), althans een (of meer) op (een) (vuist)vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) een (of meer) (vuist)vuurwapen(s), althans een (of meer) op (een) (vuist)vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans getoond en/of (vervolgens) voornoemde (gouden) ketting (met kruishanger) met kracht van de hals van die [slachtoffer 1] heeft/hebben weggerukt en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Where is money. Where is money?” en/of “Money, give me money”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 325 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij samen met vijf anderen op 30 november 2013 een gewapende overval heeft gepleegd op de bewoners van de woning gelegen aan [adres], waar er met gebruik van en met bedreiging met (op) vuistvuurwapens (gelijkende voorwerpen), verschillende goederen zijn weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde feit, en verwijst daarbij naar de aangiftes van de bewoners van de woning te [adres], de heer [slachtoffer 1] (hierna te noemen: de man) en mevrouw [slachtoffer 2] (hierna te noemen: de vrouw) en de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). Volgens de officier kan uit die bewijsmiddelen worden geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten op het plegen van het strafbaar feit. Dat de man slechts twee overvallers heeft gezien en de vrouw drie wil, volgens de officer, niet zeggen dat er niet meer mededaders in het huis aanwezig waren tijdens het plegen van dit strafbaar feit. De officier van justitie heeft tevens opgemerkt dat [medeverdachte 1] aanvankelijk slechts [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna te noemen: [medeverdachte 3]) als mededaders heeft genoemd, omdat hij meende dat de rol van de andere drie daders, onder wie de verdachte, niet zo groot was als die van hemzelf, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak en daartoe – zakelijk weergegeven – betoogd dat [medeverdachte 1] in zijn eerste verklaringen telkens heeft verklaard dat hij samen met (alleen) [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de gewapende overval heeft gepleegd. Dat de gewapende overval door drie verdachten is gepleegd wordt volgens de verdediging ook bevestigd door de verklaringen van de aangevers. [medeverdachte 1] heeft pas toen hij door de politie is geconfronteerd met de verklaring van [medeverdachte 2], waarin [medeverdachte 2] nog drie andere namen van mededaders noemt, onder wie de verdachte, de namen van drie anderen genoemd, onder wie die van de verdachte. Dat maakt de verklaring niet geloofwaardig. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat het onderzoek te wensen overlaat, nu er is nagelaten DNA-onderzoek en/of een dactyloscopisch-onderzoek te doen.
De beoordeling
In deze staat vast dat in de nacht van 30 november 2013 in de woning te [adres] is ingebroken door meerdere daders, dat de bewoners zijn bedreigd met op vuistvuurwapens gelijkende voorwerpen en dat er goederen uit die woning zijn gestolen. De bewoners, de man en de vrouw, hebben aangegeven dat er twee donkergekleurde daders in hun slaapkamer zijn binnengedrongen en dat beiden een vuurwapen in handen hadden. De vrouw heeft tevens verklaard dat zij, nadat de gewapende overvallers waren weggerend, uit het raam keek en drie mannen in westelijke richting zag wegrennen.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de verdachte een van de mededaders was. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
[Medeverdachte 2] heeft vanaf zijn eerste verhoor verklaard dat de gewapende overval is gepleegd door hem en nog vijf andere jongens, te weten [medeverdachte 3] (“[bijnaam medeverdachte 3]”), [medeverdachte 1] (“[bijnaam medeverdachte 1]”), [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], en dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] een wapen bij zich hadden en in de slaapkamer zijn binnengedrongen.
[medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat [bijnaam medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 1] na de overval in noordelijke richting wegrenden, terwijl hij in oostelijke richting wegreed en de anderen ([medeverdachte 4]?) in de richting van EPB-Hato wegreden.
[medeverdachte 1] heeft van meet af aan verklaard dat hij samen met twee anderen, namelijk [medeverdachte 3] (“[bijnaam medeverdachte 3]”) en [medeverdachte 2] (“[bijnaam medeverdachte 2]”), de overval heeft gepleegd en dat die twee jongens vuurwapens bij zich hadden en de slaapkamer zijn binnengedrongen. Op de uitdrukkelijke vraag van de verbalisant (tijdens het tweede verhoor) of hij blijft volharden dat zij daar met z’n drieën waren, heeft [medeverdachte 1] verklaard dat er geen andere persoon bij de overval was betrokken. Volgens [medeverdachte 1] is hij vervolgens op zijn fiets weggereden richting EPB Hato, terwijl de twee vrienden hem rennend achterna kwamen.
[medeverdachte 1] heeft zijn verklaring een maand later gewijzigd, nadat hij door de verbalisanten is geconfronteerd met de verklaring van [medeverdachte 2] inhoudende dat er nog drie andere personen bij de overval betrokken zijn geweest. Pas op dat moment heeft [medeverdachte 1] de namen van de verdachte, en de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] genoemd. Bij die gelegenheid heeft [medeverdachte 1] ook verklaard dat hij, samen met [medeverdachte 4] en [verdachte] naar buiten liep, en dat de drie anderen enkele seconden later rennend naar buiten kwamen. Samen reden zij toen in noordelijke richting weg tot aan de T-kruising, alwaar [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] in oostelijke richting wegreden en de anderen in westelijke richting, in de richting van EPB Hato.
Tegenover bovenvermelde voor de verdachte belastende verklaringen staan de nagenoeg gelijkluidende ontkennende verklaringen van de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ter zitting, dat zij die bewuste dag met z’n drieën hebben opgetrokken en gefietst, vervolgens tot laat in de avond bij [medeverdachte 5] thuis zijn blijven chillen, en niets weten van een overval.
Naar het oordeel van het gerecht wordt de eerste verklaring van [medeverdachte 1], met name wanneer hij het heeft over het wegrennen van de woning richting EPB Hato, dat kennelijk in westelijke richting ligt, gesteund door de aangifte van de vrouw waarin zij verklaart dat zij drie mannen van haar woning in westelijke richting heeft zien wegrennen. De gewijzigde verklaring van [medeverdachte 1] en de verklaring van [medeverdachte 2] hieromtrent stroken niet met de waarneming van de vrouw. Dit maakt dat het gerecht geen geloof hecht aan de gewijzigde verklaring van [medeverdachte 1], voor zover er plotseling drie andere jongens betrokken zijn bij de overval, noch aan de verklaring van [medeverdachte 2], voor zover hij de verdachte als een van de mededaders aanwijst.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden acht het gerecht niet wettig te bewijzen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan. Het gerecht zal hem daarom vrijspreken van het hem telastegelegde.

5.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4 omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 2 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.