ECLI:NL:OGEAA:2015:385

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
P-2014/13918 en P-2014/05109, 133 en 139 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op woning met geweld en bedreiging, en voorhanden hebben van een airsoft pistool door jeugdige verdachte

In deze Arubaanse strafzaak zijn twee strafzaken gevoegd behandeld tegen een jeugdige verdachte, geboren in 1997. De verdachte is veroordeeld voor het tezamen en in vereniging met anderen plegen van een gewapende overval op de bewoners van een woning op 30 november 2013, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De verdachte heeft bekend dat hij samen met medeverdachten de woning is binnengedrongen, gewapend met vuistvuurwapens, en de bewoners onder schot heeft gehouden. Tijdens de overval zijn een mobiele telefoon en een gouden ketting van de bewoners weggenomen. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de verdachte ook vervolgd voor het voorhanden hebben van een airsoft pistool op 5 december 2013. Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de tenlastelegging kennis te nemen. De officier van justitie heeft gevorderd tot een zware straf, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de leeftijd van de verdachte en zijn beperkte rol in de overval. Het gerecht heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], te [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015 en op 11 juni 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.M. Sjiem Fat.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft gerekwireerd.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
P-2014/13918 (zaak 133 van 2015)
Dat hij op of omstreeks 30 november 2013 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen te [adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon (van het merk Samsung, model Galaxy S3) en/of een (gouden) ketting (met kruishanger) en/of een (of meer) rugtas(sen) al dan niet met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of de mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld onder meer hierin bestond dat verdachte en/of de mededader(s) voorzien van een (of meer) (vuist)vuurwapen(s), althans een (of meer) op (een) (vuist)vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) een (of meer) (vuist)vuurwapen(s), althans een (of meer) op (een) (vuist)vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans getoond en/of (vervolgens) voornoemde (gouden) ketting (met kruishanger) met kracht van de hals van die [slachtoffer 1] heeft/hebben weggerukt en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Where is money. Where is money?” en/of “Money, give me money”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 325 van het Wetboek van Strafrecht)
P-2014/05109 (zaak 139 van 2015)
Dat hij op of omstreeks 5 december 2013 in Aruba op de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats een wapen, te weten een air soft pistool, voorhanden heeft gehad;
(artikel 1 van de Wapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

In de zaak met nummer P-2014/13918 [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Vaststaande feiten
Op 30 november 2013 zijn twee mannen de slaapkamer in de woning te [adres] binnengedrongen, alwaar [slachtoffer 1] [2] en [slachtoffer 2] [3] lagen te slapen. De mannen hadden elk een vuistvuurwapen, althans een op een vuistvuurwapen gelijkend voorwerp, in handen en hielden deze gericht op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] [4] .
Eén van de mannen rukte de gouden ketting met kruishanger van de hals van die [slachtoffer 1] weg en zei: “Where is money? Where is money?” [5] en “Money, give me money” [6] . Uit de woning zijn tevens weggenomen, een mobiele telefoon (van het merk Samsung Galaxy S3) [7] en twee rugtassen met inhoud [8] .
In de zaak met nummer P-2014/005109 [9]
Verdachte wordt verweten dat hij op 5 december 2013 op de openbare weg, een air soft pistool voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat gezien de stukken die zich in beide zaken in het dossier bevinden, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem tenlastegelegde feiten. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting bekend beide feiten te hebben gepleegd.
In de zaak met parketnummer P-2014/13918 heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten op het plegen van het strafbaar feit. Dat verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd, is niet gebleken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in de zaak met parketnummer P-2014/13918 aan de hand van overgelegde pleitnotities - samengevat - betoogd dat de verdachte geen opzet had op het delict diefstal met geweld. Verdachte ontkent niet dat hij wederrechtelijk met de mededaders het huis is binnengedrongen, maar hij verkeerde in de veronderstelling dat de woning leegstond en dat zij kattenkwaad – vandalisme – en huisvredebreuk gingen plegen, aldus de verdediging. Hij schaamt zich diep voor de onrust en het leed dat hij heeft aangericht.
In de zaak met parketnummer P-2014/05109 heeft de verdachte bekend dat hij het luchtdrukpistool heeft gekocht toen hij 16 jaar oud was.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de zaak met nummer P-2014/13918
In dit geval staat vast dat in de nacht van 30 november 2013 meerdere daders een gewapende overval hebben gepleegd op de bewoners van de woning te [adres]. Verdachte heeft bekend samen met vijf andere jongens de woning te zijn binnengegaan. Volgens verdachte heeft hij daarna echter niets meer gedaan, behalve kijken naar wat de anderen deden. Evenmin heeft hij enig profijt gehad van deze overval, aldus verdachte.
Gelet hierop dient het gerecht de vraag te beantwoorden of tussen verdachte en de mededaders sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de gewapende overval.
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting is besproken, stelt het gerecht het volgende vast.
Op 29 november 2013 was verdachte (door [medeverdachte 1] “[roepnaam verdachte]” genoemd) samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] (door de twee anderen ““[roepnaam medeverdachte 2]” genoemd) en [medeverdachte 1] (door de verdachte “[roepnaam medeverdachte 1]” genoemd), toen, volgens [medeverdachte 1], een van de twee anderen zei: “
Hey ban buta un wet”, waarmee werd bedoeld om ergens te gaan inbreken. Hierna fietsten zij naar de wijk Ponton, alwaar, volgens verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 2] het muskietengaas van een van de ramen van een huis wegsneed, en zij via het raam het huis binnendrongen [10] [11] . Verdachte en [medeverdachte 2] hadden een luchtdrukpistool voorhanden, toen zij de woning binnendrongen [12] [13] . Twee van hen zijn de slaapkamer, waar de bewoners en hun baby lagen te slapen, binnengedrongen, alwaar zij de bewoners onder schot hielden en Hodge een ketting van de man wegrukte en om geld vroeg [14] .
Het gerecht acht de verklaring van de verdachte dat er nog drie mededaders aanwezig waren, niet aannemelijk, gelet op de eerste verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1], waarin hij slechts drie daders, te weten [medeverdachte 2], [verdachte] en zichzelf, noemt en verder uitdrukkelijk verklaart dat er geen andere persoon betrokken was bij de overval, alsmede de verklaring van de bewoonster, dat zij na de overval uit het raam keek en drie mannen zag wegrennen.
Het gerecht stelt dan ook vast dat de gewapende overval is gepleegd door drie daders, onder wie verdachte.
Uit de hier geschetste gedragingen van de verdachte leidt het gerecht af dat hij, anders dan de verdediging heeft betoogd, wist dat er ingebroken ging worden in de woning gelegen te [adres] en dat hij er bewust voor heeft gekozen om zich bij die anderen aan te sluiten. Voorts stelt het gerecht vast dat de twee daders die gewapend de slaapkamer zijn binnengedrongen, [medeverdachte 2] en de verdachte zijn, nu zowel de verdachte als [medeverdachte 1] hebben verklaard dat [medeverdachte 1] in de keuken stond op het moment dat de twee (andere) daders in de slaapkamer waren.
Hieruit volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de overige daders gericht op het plegen van het onderhavige delict.
Het gerecht heeft uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan en verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Ten aanzien van de zaak met nummer P-2014/05109
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting is besproken, stelt het gerecht het volgende vast.
Op 5 december 2013 werd de verdachte aangehouden, en hij verklaarde dat hij een airsoft wapen bij zich had, die hij uit zijn broek had gehaald toen hij achtervolgd werd door een voor hem onbekende man [15] .
Een getuige verklaarde dat hij achter de verdachte rende omdat hij vermoedde dat de verdachte degene was die in diverse auto’s had ingebroken, en dat de verdachte een vuurwapen uit zijn broek haalde en in zijn richting schoot [16] .
Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
P-2014/13918 (zaak 133 van 2015)
Dat hij op
of omstreeks30 november 2013 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen te [adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon
(van het merk Samsung, model Galaxy S3
)en
/ofeen
(gouden
)ketting
(met kruishanger
)en
/of een (of meer)rugtas
(sen
)al dan niet met inhoud,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of de mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
(e)geweld en
/ofwelkebedreiging met geweld
onder meerhierin bestond dat verdachte en
/of deeenmededader
(s)voorzien van
een (of meer) (vuist
)vuurwapen
(s
), althans
een (of meer)op
(een) (vuist
)vuurwapen
(s
)gelijkend
(e
)voorwerp
(en
), de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
is/zijn binnengegaan en
/of (vervolgens
) een (of meer) (vuist
)vuurwapen
(s
),althans
een (of meer)op
(een) (vuist
)vuurwapen
(s
)gelijkend
(e
)voorwerp
(en
)op die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
heeft/hebben gericht,
althans getoonden
/of (vervolgens)voornoemde
(gouden
)ketting
(met kruishanger
)met kracht van de hals van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben weggerukt en
/of (vervolgens
) heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: “Where is money. Where is money?” en
/of“Money, give me money”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
P-2014/05109 (zaak 139 van 2015)
Dat hij op
of omstreeks5 december 2013 in Aruba op de openbare weg
of op enige voor het publiek toegankelijke plaatseen wapen, te weten een air soft pistool, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Op 15 februari 2014 is een nieuw Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 2012 no. 24, gewijzigd bij AB 2014 no. 11) in werking getreden. Bij de invoering is niet voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen, zodat de daarin neergelegde voorschriften onmiddellijk van toepassing zijn geworden. Voor zover de in de tenlastelegging beschreven feiten zijn begaan vóór deze datum, geldt evenwel het navolgende.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van dit wetboek is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Deze artikelleden, in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat, voor zover de bepalingen van dit wetboek omtrent de strafwaardigheid van een delict of de zwaarte van de daarop bedreigde sanctie niet gunstiger zijn dan die, welke golden ten tijde van het tijdstip of de periode waarop de aan de verdachte verweten feiten volgens de tenlastelegging zijn gepleegd, de op dat moment geldende bepalingen dienen te worden toegepast. Indien zich naar het oordeel van het gerecht een dergelijk geval voordoet zal dit in dit vonnis, voor zover relevant en niet uitdrukkelijk nader gemotiveerd, tot uitdrukking komen in de kwalificatiebeslissing en de vermelding van de bij de oplegging van een straf of maatregel toegepaste wettelijke voorschriften.
Het bewezenverklaarde levert op:
P-2014/13918 (zaak 133 van 2015)
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
strafbaar gesteld bij artikel 325, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (oud).
P-2014/05109 (zaak 139 van 2015)
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 1, eerste lid, van de Wapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

6.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

7.Oplegging van straf of maatregel

Het standpunt van officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de aan hem tenlastegelegde feiten te veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van twintig (20) maanden waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften, aanwijzingen en opdrachten, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de oplegging van de straf rekening te houden met de beperkte rol van de verdachte bij de totstandkoming van het strafbaar feit (P-2014/13918), het feit dat de verdachte slechts 16 jaar oud was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend en zich inmiddels op het rechte pad begeeft (verdachte gaat naar school en heeft een vaste baan). Gelet op voormelde heeft de raadsvrouw primair betoogd om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, danwel een straf gelijk aan de tijd die hij reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, al dan niet met Reclasseringstoezicht en verbonden aan een proeftijd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen.
De beoordeling
De verdachte was ten tijde van het plegen van de aan hem tenlastegelegde feiten zestien jaar oud. Dit betekent dat hij op grond van artikel 1:157 van het Wetboek van Strafrecht overeenkomstig de in dit wetboek neergelegde bijzondere bepalingen voor jeugdige personen zal worden bestraft.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval tijdens de nachtelijke uren in een woning, terwijl de bewoners - de aangever, zijn echtgenote en hun baby - ongestoord lagen te slapen. Verdachte en een van zijn mededaders zijn, voorzien van op vuistvuurwapens gelijkende voorwerpen, tot de slaapkamer van de bewoners binnengedrongen, alwaar zij de vuistvuurwapens op het echtpaar richtten. Vervolgens heeft één van de mededaders een ketting (met hanger) van de hals van de aangever weggerukt en is er bij de bewoners om geld aangedrongen. Bij het verlaten van de woning heeft een medeverdachte de mobiele telefoon van de aangever weggenomen; verdachte en een andere mededader hebben zich twee rugtassen toegeëigend.
Dit feit moet voor de bewoners een angstige en schokkende ervaring zijn geweest. Verdachte en zijn mededaders zijn met hun handelen geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onveiligheid die veelal door een woninginbraak bij de bewoners worden veroorzaakt. Slachtoffers van dergelijke daden kunnen nog langdurig lijden onder de (psychische) gevolgen daarvan. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend.
Voorts hebben verdachte en zijn mededaders met deze overval de Arubaanse rechtsorde ernstig geschokt en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Als schadelijk voor het imago van Aruba als relatief veilig land, kunnen zij op termijn ook de economie en welvaart van dit land ondermijnen.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een air soft pistool, wat gevaarlijke situaties met zich mee kan brengen en behoort tot een categorie feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en veiligheid in de samenleving veroorzaken.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder met justitie in aanraking is geweest en zijn medewerking aan het onderzoek heeft verleend.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan jeugd-detentie van na te melden duur. Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken. Het gerecht acht het van belang daarbij nadere voorwaarden te stellen, ertoe strekkende dat hij zich gedurende de proeftijd onder begeleiding stelt van de jeugdreclassering.

8.Inbeslaggenomen voorwerpen

Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen luchtdrukpistool zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer P-2014/05109 met betrekking tot dat voorwerp is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:62, 1:74, 1:75, 1:157, 1:163, 1:165 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
twintig (20) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
onttrekt aan het verkeerhet in rubriek 9 genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 2 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Het bewijs in de zaak met parketnummer P-2014/13918 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door L.A. Richardson, opsporingsambtenaar werkzaam, bij het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, Team Bijzondere Projecten, opgemaakte proces-verbaal, administratienummer A-161/2013, gesloten en ondertekend op 4 november 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Aangifte [slachtoffer 1], d.d. 30 november 2013, bijlage 1, pagina 2, “Op 29 november 2013, gingen mijn vrouw en ik slapen in onze slaapkamer. Vandaag, omstreeks 2.00 uur, werd ik wakker omdat er twee (2) voor mij onbekende mannen mijn slaapkamer waren binnengestapt.”
3.Verklaring [slachtoffer 2], d.d. 30 november 2013, bijlage 3, pagina 2 vanaf de derde zin van boven: “Gisteren, omstreeks 21:30 uur ging ik slapen……kamerdeur stonden.”
4.Aangifte [slachtoffer 1], d.d. 30 november 2013, bijlage 1, pagina 2, 12de zin van boven: “Ik zag dat beiden een zwart pistool … op mij richtte.” en 8ste zin van beneden: “Ik zag verder dat overvaller 2 met het andere pistool op mijn vrouw richtte.”
5.Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 30 november 2013, bijlage 1, pagina 2: laatste zin: “Hierna rukte overvaller 1 mijn gouden…is money?”
6.Verklaring [slachtoffer 2] d.d. 30 november, bijlage 3, pagina 2 halverwege: “Eén van de gewapende overvallers zei toen: Money, give me money.”
7.1ste verklaring [medeverdachte 1], bijlage 29, pagina 8, laatste alinea: “Ik zag dat op de ijskast een blauwkleurig Samsung Galaxy lag die aan het opladen was en ik had deze met zijn oplader weggenomen.”
8.Aangifte [slachtoffer 1], d.d. 30 november 2013, bijlage 1, pagina 3, eerste alinea: “Hierna ging ik in mijn woning controleren…pet met erop geschreven “Mercedes”.”
9.Het bewijs in de zaak met parketnummer P-2014/05109 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door S.M.A. Carti, opsporingsambtenaar werkzaam, bij het Korps Politie Aruba, Divisie Centrale Recherche, Sectie Jeugd- en Zeden Politie, opgemaakte proces-verbaal, mutatienummer 193438/2013, gesloten en ondertekend op 20 maart 2014. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.1ste verhoor [medeverdachte 1], van 29 juli 2014, bijlage 29, pagina 8, halverwege: “Ik zag dat zij het muskietengaas van een raam gelegen volgens mij in de keuken hadden gesneden en dat beiden hierna de woning waren binnengedrongen.”
11.1ste verhoor [verdachte], bijlage 48, pagina 5, 14de en 16de zin van boven: “…deed [roepnaam medeverdachte 2] de muskietengaas open en hij klom de woning binnen.” en: “Hierna hadden wij via het raam de woning binnengedrongen.”
12.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1], van 5 augustus 2014, bijlage 35, pagina 3, 2e alinea: “ “[roepnaam medeverdachte 2]” en “[roepnaam verdachte]” waren beiden in het bezit van een zwart vuurwapen toen wij deze overval pleegden.” “Dus ““[roepnaam medeverdachte 2]” hield een zwart vuurwapen en een zaklantaarn in zijn handen toen wij deze overval pleegden. ““[roepnaam verdachte]” hield ook een zwart vuurwapen in zijn handen”.
13.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], van 4 september 2014, bijlage 48, pagina 5, vanaf 6e zin van boven: ““[roepnaam medeverdachte 2] zei tegen mij….Ik hield deze in één van mijn handen vast”.
14.1ste verhoor [verdachte], bijlage 48m pagina 5, 10e en 6e zin van onderen: ““[roepnaam medeverdachte 2] begon hen in verschillende talen te schreeuwen en geld te eisen.” en “Ik zag dat “[roepnaam medeverdachte 2] een gouden halsketting van de hals van de man wegrukte en wegnam.”
15.Verhoor [verdachte] d.d. 12 februari 2014, bijlage 7, 2e onderaan en 3e pagina bovenaan: “Ik nam een kortere weg naar huis. Het was een zandweg dat leidde naar de EPB Hato. Ik had een airsoft wapen bij mij. Terwijl ik wegrende haalde ik de airsoft wapen uit mijn broek. Zonder naar achteren te kijken richtte ik het wapen naar achteren en had ongeveer drie keer geschoten.”
16.Aangifte [aangever], 6 december 2013, 2e pagina onderaan: “Ik stapte uit mijn auto en begon achter deze jongen te rennen. Terwijl ik achter de jongen rende zag ik dat de jongen een vuurwapen vanuit zijn broek halen. Deze jongen richtte hierna het vuurwapen naar mij toe en begon te schieten.”