ECLI:NL:OGEAA:2015:381

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
E.J. 1261 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig en kennelijk onredelijk ontslag in arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en [verweerder]

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen [verzoekster] en de naamloze vennootschap [verweerder] over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [Verzoekster] verzoekt de rechter om te verklaren dat haar ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is, en vordert diverse vergoedingen, waaronder cessantia en achterstallig salaris. De procedure begon met een verzoekschrift op 2 juni 2014, gevolgd door een verweerschrift en een zitting op 31 maart 2015, waar [verzoekster] en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl [verweerder] niet verscheen.

De feiten van de zaak tonen aan dat [verzoekster] en [verweerder] gehuwd zijn geweest en samen kinderen hebben. [Verzoekster] heeft de echtelijke woning in september 2013 verlaten en was werkzaam als secretaresse in de praktijk van [verweerder]. Op 31 januari 2014 heeft [verweerder] [verzoekster] per brief op staande voet ontslagen, met terugwerkende kracht per 30 november 2013, zonder dat er een dringende reden of ontslagvergunning was aangevraagd. [Verzoekster] betwist dit ontslag en stelt dat zij nooit op staande voet is ontslagen.

De rechter oordeelt dat uit de brief van [verweerder] niet blijkt dat er sprake is van een ontslag op staande voet, maar dat [verzoekster] zelf haar arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. De rechter concludeert dat er geen sprake is van een onregelmatig of kennelijk onredelijk ontslag, en wijst de vorderingen van [verzoekster] af. De gevorderde cessantia-uitkering wordt afgewezen omdat het dienstverband is beëindigd door omstandigheden die aan [verzoekster] toe te rekenen zijn. De zaak wordt voor verdere behandeling naar de rol verwezen.

Uitspraak

Beschikking van 29 september 2015
Behorend bij E.J. 1261 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. N.S. Gravenstijn, thans de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
De naamloze vennootschap
[verweerder],
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerder]
gemachtigden: de advocaten mrs. D.L. Carolina en H.U. Thielman.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d 2 juni 2014;
- het verweerschrift;
- de akte vermeerdering/wijziging van eis;
- de 3 brieven d.d. 26 maart 2015 met producties aan de zijde van [verzoekster];
- de brief van 26 maart 2015 met producties aan de zijde van [verweerder];
- de behandeling ter zitting van 31 maart 2015 en de daarvan gemaakte aantekeningen. Aanwezig waren [verzoekster] met haar gemachtigde voormeld. [verweerder] is niet verschenen, zijn gemachtigden wel.
- op 30 juni 2015 hebben partijen verzocht om beschikking te wijzen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoekster] en [verweerder] zijn gehuwd geweest en hebben kinderen samen.
2.2
In september 2013 heeft [verzoekster] de echtelijke woning verlaten.
2.3 [
verzoekster] is werkzaam geweest als secretaresse in de praktijk van [verweerder].
2.4
Bij brief van 31 januari 2014 bericht [verweerder] [verzoekster] als volgt:

Beste [verzoekster],
Met dit schrijven bevestig ik je dat je per 30 november 2013 ontslag hebt genomen als werkneemster van [verweerder] N.V.
In de maanden voorafgaande aan je ontslag was er op verschillende momenten sprake van ongeoorloofd verzuim vanwege verblijf in het buitenland (met name Boston en New York) zonder voorafgaande toesteming. Voor zo ver mij bekend woon je thans ook niet meer op Aruba.
Voor zo ver om welke reden dan ook je beëindiging van de arbeidsrelatie per 30 november 2013 toch nog ongedaan zou worden gemaakt, bericht ik bij deze geheel onder voorbehoud van alle rechten, dat je met onmiddellijke ingang op staande voet bent ontslagen wegens het sedert in ieder geval d.d. 1 december 2013 zonder enige geldige reden niet verschijnen op je werk en/of de opgedragen werkzaamheden niet te verrichten.
Met vriendelijke groet,
[verweerder]
Directeur
2.5
Als productie IV heeft [verweerder] een schriftelijke verklaring van [werknemer] overgelegd waarin te lezen is:

Begin december 2013 heb ik met mevr. [verzoekster] gesproken om in de [verweerder] te gaan werken. Zij heeft mij verteld dat ik al haar werkzaamheden zou overnemen omdat zij ophoudt met werken bij de tandartsenpraktijk en dat zij mij zou gaan inwerken en leren om te gaan met het computersysteem.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 [
Verzoekster] verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is en [verweerder] te veroordelen om aan haar te betalen
- een bedrag ad Afl. 10.153,84 zijnde de cessantia-uitkering;
- een bedrag ad Afl. 11.000,00 ter zake de opzegtermijn;
- een bedrag ad Afl. 110.000,00 zijnde de vergoeding naar billijkheid;
- een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2014 tot de dag der voldoening,
- alsmede een bedrag ad Afl. 123.424,94 wegens achterstallig salaris, vermeerderd met Afl. 61.712,47 zijn de wettelijke verhoging;
- een en ander met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding.
3.2
Aan deze vordering legt [verzoekster] het volgende - samengevat - ten grondslag.
[Verweerder] heeft [verzoekster] op 31 januari 2014 met terugwerkende kracht per 30 november 2013 op staande voet ontslagen, zonder dat hij daarvoor een dringende reden had, zonder dat hij een ontslagvergunning had aangevraagd en zonder dat er sprake was van wederzijds goedvinden.
3.3. [
Verweerder] voert verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag hoe en wanneer de arbeidsrelatie tussen partijen is geëindigd en welke consequenties hieraan verbonden dienen te worden. Immers, dat de arbeidsrelatie is geëindigd, blijkt uit het feit dat [verzoekster] berust in de beëindiging.
4.2
Anders dan [verzoekster] is het gerecht van oordeel dat uit de brief van [verweerder] van 31 januari 2014 niet volgt dat hij haar met terug werkende kracht op staande voet heeft ontslagen. Afgezien van het feit dat een ontslag op staande voet met terugwerkende kracht niet mogelijk is, volgt uit deze brief dat [verweerder] van mening is dat [verzoekster] met in gang van 30 november 2013 ontslag heeft genomen. Uitsluitend voor het geval dat [verzoekster] dit zou betwisten, ontslaat [verweerder] haar per 31 januari 2014 op staande voet omdat [verzoekster] - in zijn optiek - sinds 1 december 2013 zonder opgaaf van reden niet op het werk meer is verschijnen c.q. de overeengekomen werkzaamheden niet meer heeft verricht.
4.3
De stelling van [verweerder] dat [verzoekster] ontslag heeft genomen strookt met de schriftelijke verklaring van [werknemer], waaruit volgt dat [verzoekster] haar zou inwerken, omdat [verzoekster] ophield met haar werk voor de [verweerder]. Dit strookt ook met een chatbericht van 6 december 2013 van [verzoekster] aan [verweerder] waarin zij laat weten: ‘ Ik trek me terug . gebouw..zaak… is my blessing to all of you. Het is onze bloed en zweet en ik zal het zeker missen. Maar jullie kunnen dit aan samen’.
4.4
Voorts bericht [verweerder] op 9 december 2013 aan [verzoekster]: ‘Hetgeen mij opvalt is dat jij weer niet verschenen bent op het werk’. In een ander chatbericht van 9 december 2013 van [verzoekster] aan een voor het gerecht onbekende ontvanger is te lezen;
‘ Hi Ti…. Ben op weg naar Boston’, terwijl uit een afschrift van chatberichten in de periode 20-28 november 2013 volgt dat [verzoekster] toen in de VS verbleef (productie II-a van [verweerder]). Voorts leidt het gerecht uit de overgelegde chatberichten dat [verweerder] zelf van 16-23 december 2013 naar de VS zou gaan. Op 10 december 2013 laat [verzoekster] hem weten:’ Wanneer jij in Amerika bent maak ik mijn werk af en train ik dat meisje’.
4.5
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden maakt het gerecht op dat [verzoekster] in november en december - kennelijk zonder overleg met [verweerder] - in New York en Boston is geweest en tevens besloten had om haar werkzaamheden voor de tandartsenpraktijk te beëindigen. Hoewel [verzoekster] kennelijk voornemens was om haar opvolgster in te werken, volgt uit de schriftelijke verklaring van [werknemer] af dat dit niet is gebeurd, nu [werknemer] verklaart dat [verzoekster] haar ‘
zou’ inwerken. Het woord ‘zou’ impliceert naar het oordeel van het gerecht dat het inwerken er niet meer van gekomen is. Tegen deze achtergrond is er geen sprake van een ontslag, maar van een eenzijdig genomen besluit van [verzoekster] om de arbeidsrelatie met de tandartsenpraktijk te beëindigen. Aldus is geen sprake van een onregelmatig noch van een kennelijk onredelijk ontslag. De hierop betrekkende hebbende vorderingen worden om deze reden afgewezen.
4.6
De gevorderde cessantia-uitkering wordt op grond van artikel 3 lid 1 van de Cessantia-Landverordening afgewezen, nu het dienstverband is beëindigd door omstandigheden die mede aan [verzoekster] toe te rekenen zijn.
4.7
Met betrekking tot het gevorderde achterstallige salaris is [verweerder] vooralsnog onvoldoende in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. De zaak wordt om deze reden naar de rol verwezen voor akte uitlating vermeerdering van eis. Indien [verweerder] nieuwe producties wenst te overleggen zal [verzoekster] aansluitend in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 27 oktober 2015voor akte als bedoeld in r.o. 4.7. aan de zijde van [verweerder];
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 29 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.