In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind. De Voogdijraad heeft het verzoek ingediend, waarbij de voorgestelde voogdes is benoemd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 juni 2015 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2015 waren de verzoeker en de voorgestelde voogdes aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige, geboren in 2006, niet erkend is door de moeder, die van rechtswege het ouderlijk gezag uitoefent. De minderjarige is sinds januari 2014 bij de voorgestelde voogdes gaan wonen. Eerdere beschikkingen van het gerecht hebben de minderjarige onder toezicht gesteld, maar de moeder heeft aangegeven niet in staat te zijn om voor de minderjarige te zorgen. In een rapport van de gezinsvoogdes werd geconcludeerd dat de moeder ongeschikt en onmachtig is om haar zorgplicht te vervullen.
Het gerecht heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden en de langdurige ondertoezichtstelling, er gegronde vrees bestaat dat de minderjarige in gevaar is door de ongeschiktheid van de moeder. Daarom is besloten om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontheffen en de voorgestelde voogdes tot voogdes te benoemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.