In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad, die adviseert de moeder te ontheffen uit het gezag, omdat zij al jaren feitelijk het gezag niet uitoefent en de zorg en opvoeding van de kinderen aan de oma vaderszijde heeft overgelaten. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting, terwijl de vader wel een bereidheidsverklaring heeft getekend waarin hij akkoord gaat met het verzoek.
De feiten tonen aan dat de minderjarigen al geruime tijd bij de oma vaderszijde wonen, met toestemming van de moeder. De Voogdijraad concludeert dat de moeder ongeschikt en onmachtig is om haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, en dat er ernstige zorgen zijn over het welzijn van de kinderen als zij terug zouden keren naar de moeder. Het gerecht heeft, na het horen van de argumenten en het rapport van de Voogdijraad, geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is om de ontheffing uit het ouderlijk gezag toe te wijzen en de oma vaderszijde als voogdes te benoemen.
De beslissing van het gerecht houdt in dat de moeder wordt ontheven uit het ouderlijk gezag over de minderjarigen en dat de oma wordt benoemd tot voogdes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.