ECLI:NL:OGEAA:2015:363

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
E.J. no. 417 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in arbeidsrelatie tussen werknemer en Ritz-Carlton Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzocht A, een werknemer van Ritz-Carlton Aruba, om doorbetaling van zijn loon na een ontslag op staande voet. A was sinds een jaar in dienst als croupier en werd op 9 februari 2015 ontslagen na een incident waarbij hij een collega had bedreigd. A stelde dat het ontslag onterecht was en vroeg het Gerecht om een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, waarin Ritz-Carlton werd veroordeeld tot doorbetaling van zijn loon en hem weer aan het werk te stellen.

Ritz-Carlton verweerde zich tegen de vorderingen van A en concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de zitting op 26 mei 2015 zijn beide partijen gehoord, waarbij A werd bijgestaan door zijn advocaat en Ritz-Carlton door haar gemachtigde. Het Gerecht beoordeelde de argumenten van beide partijen en concludeerde dat A, door zijn gedrag en de bedreiging aan zijn collega, een dringende reden had gegeven voor het ontslag. Het Gerecht oordeelde dat A niet had aangetoond dat het ontslag onterecht was en dat de vorderingen van A daarom moesten worden afgewezen.

De beslissing van het Gerecht was dat het verzoek van A werd afgewezen en dat hij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Ritz-Carlton waren begroot op Afl. 1.800,--. Deze beschikking werd uitgesproken op 22 september 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 22 september 2015
Behorend bij E.J. no. 417 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
A,
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
de naamloze vennootschap
DESAROLLOS HOTELCO CORPORATION DHC ARUBA N.V.,
h.o.d.n. THE RITZ-CARLTON ARUBA,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Ritz-Carlton,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 26 mei 2015.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt onder meer dat A ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde. Ritz-Carlton is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [naam] (directeur personeelszaken bij Ritz-Carlton). Partijen hebben over en weer het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
A verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. Ritz-Carlton veroordeelt om aan A door te betalen zijn loon vermeerderd met fooi gerekend vanaf 9 februari 2015 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
b. Ritz-Carlton beveelt om A binnen twee werkdagen na de betekening van deze beschikking aan Ritz-Carlton feitelijk weder te werk te stellen in zijn functie van croupier in het casino van Ritz-Carlton, zulks op straffe van een door Ritz-Carlton ten behoeve van A te verbeuren dwangsom van Afl. 1.000,-- per dag dat Ritz-Carlton dit te geven bevel niet opvolgt;
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. Ritz-Carlton veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Ritz-Carlton voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door A verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen dat A sedert één jaar krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst is van Ritz-Carlton als croupier in haar casino. Voorts is niet in geschil tussen partijen dat Ritz-Carlton A op 9 februari 2015 op staande voet heeft ontslagen, blijkens de aan A uitgereikte ontslagbrief van 10 februari 2015 (hierna: de ontslagbrief) omdat A volgens Ritz-Carlton tijdens een incident met een collega op 7 februari 2015 de arm van die collega had omgedraaid en vervolgens met één van zijn vuisten tegen een muur in de werknemerskantine heeft geslagen (hierna: het incident), en omdat A voorts volgens Ritz-Carlton tijdens een onderhoud met zijn superieuren op 8 februari 2015 met betrekking tot voormeld incident bedoelde collega heeft bedreigd met de woorden: “
E cos aki no ta caba akiden.”.
3.2
Daargelaten kan worden of A voormelde woorden gedurende voormeld onderhoud heeft gericht aan zijn superieuren of aan zijn collega waar het allemaal om gaat, te weten [naam] (hierna: de collega), maar anders dan A stelt hebben die woorden tegen de achtergrond van het incident te gelden als bedreigend, althans mocht Ritz-Carlton er zonder de thans in het verzoekschrift van A neergelegde uitleg van die woorden gerechtvaardigd van uitgaan dat die woorden als bedreiging hadden te gelden in de zin van dat A na afloop van het onderhoud op enig moment nog een appeltje op zijn eigen wijze met zijn collega had te schillen. Die een dag na het incident door A geuite bedreiging is - mede gelet op de voor werknemers geldende strakke regels op de werkvloer van Ritz-Carlton ook ter zake van omgang met collegae en superieuren, waarvan is gesteld noch gebleken dat A die niet kende en waarvan evenmin is gesteld of gebleken dat die onredelijk zijn - zodanig ernstig dat A daarmee reeds een dringende reden heeft gegeven aan Ritz-Carlton voor ontslag.
3.3
Vorenstaande klemt temeer omdat A zelfs in bijzijn van zijn superieuren dergelijk volstrekt ontoelaatbaar gedrag meent te kunnen vertonen, waarmee A te kennen geeft dat hij zich wat hem betreft niet al te veel hoeft te storen aan ook voor hem geldende regels. Bij dit alles heeft te gelden dat A bedoelde woorden heeft geuit een dag na het incident, zodat niet gezegd kan worden dat die woorden in een opwelling als gevolg van dat incident aan zijn mond zijn ontsnapt. Ook heeft te gelden dat het Gerecht wellicht tot een ander oordeel zou zijn gekomen als A - waarvan is gesteld noch gebleken dat hij al eens eerder een dergelijke bedreiging heeft geuit op de werkvloer van Ritz-Carlton - alsnog zijn welgemeende excuses voor zijn verkeerde woorden had aangeboden aan Ritz-Carlton, met daarbij de welgemeende toezegging dat dit nooit meer zou gebeuren.
3.4
Vorenstaande brengt reeds mee dat de vorderingen van A zullen worden afgewezen en dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.5
A zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Ritz-Carlton, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door A verzochte;
-veroordeelt A in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Ritz-Carlton, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 september 2015.