Uitspraak
Bedrijf 1.,
Bedrijf 2,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de vordering van Eiseres, een naamloze vennootschap gevestigd in Aruba, centraal. Eiseres vorderde een bedrag van Afl. 80.000,00 van GEDAAGDE, eveneens een naamloze vennootschap gevestigd in Aruba, op basis van een huurovereenkomst die volgens Eiseres was gesloten. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 mei 2014 werd ingediend, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil draaide om de vraag of er daadwerkelijk een huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen partijen.
Eiseres stelde dat zij het pand had verhuurd aan GEDAAGDE en dat er huur verschuldigd was, terwijl GEDAAGDE betwistte dat er een huurovereenkomst bestond. GEDAAGDE voerde aan dat de overeenkomst fictief was en enkel was opgesteld om Eiseres te helpen bij het verkrijgen van financiering voor de aankoop van het pand. De rechter oordeelde dat Eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om haar vordering te onderbouwen. De rechter wees erop dat Eiseres pas in 2014, jaren na de vermeende huurperiode, aanspraak maakte op huurpenningen, en dat de stellingen van Eiseres inconsistent waren.
Uiteindelijk werd de vordering van Eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat Eiseres als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van GEDAAGDE diende te vergoeden, welke kosten werden begroot op Afl. 2.200,00 aan gemachtigdensalaris. Dit vonnis werd uitgesproken op 9 september 2015 door mr. M. Schoemaker, rechter, tijdens een openbare terechtzitting.