ECLI:NL:OGEAA:2015:31

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
E.J. no 645 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Costa Linda Operating Company N.V. en [verweerder] wegens dringende reden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Costa Linda Operating Company N.V. (hierna: Costa Linda) tegen [verweerder]. De procedure volgde op een verzoekschrift waarin Costa Linda verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen. De zaak werd behandeld in een enkelvoudige kamer, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De zitting vond plaats op 30 april 2015.

Costa Linda stelde dat [verweerder] betrokken was bij de verdwijning van een armband uit de suite van een gast op 12 december 2014, en dat dit een dringende reden vormde voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] voerde verweer en stelde dat Costa Linda niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek, dan wel dat zij recht had op een billijkheidsvergoeding in geval van ontbinding.

Het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [verweerder] betrokken was bij de verdwijning van de armband. De verklaringen van de gast werden als betrouwbaar beschouwd, terwijl de verklaring van de vriendin van [verweerder] niet overtuigend was. Het Gerecht concludeerde dat de dringende reden voor ontbinding aanwezig was, en dat [verweerder] niet in aanmerking kwam voor een billijkheidsvergoeding.

De beslissing van het Gerecht was om de arbeidsovereenkomst per 13 mei 2015 te ontbinden, en [verweerder] te veroordelen in de proceskosten van Costa Linda, die op dat moment waren begroot op Afl. 622,20 aan verschotten en Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 13 mei 2015 (bij vervroeging)
E.J. no. 645 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
COSTA LINDA OPERATING COMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: Costa Linda,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A. Saade,
tegen:
[verweerder]
,
wonende in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. J.S. Croes.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
1.2
Die terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2015. Partijen zijn toen verschenen; [verweerder] in persoon samen met haar gemachtigde en Costa Linda bij haar gemachtigde. Die gemachtigden hebben in twee termijnen het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Het is vast en bestendig beleid binnen dit Gerecht dat de rechter die in geval van een ontslag op staande voet de loonvordering van de werknemer in kort geding heeft behandeld niet ook de bodemzaak dienaangaande en/of een ontbindingsverzoek als het onderhavige behandelt. Eerst de dag van de behandeling van de onderhavige zaak ontdekte ondergetekende dat hij de week daarvoor de loonvordering van [verweerder] in kort geding heeft behandeld, in welke zaak op 13 mei 2015 vonnis wordt gewezen. Bij wijze van uitzondering en met instemming van partijen heeft ondergetekende evenwel dit voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Costa Linda behandeld, en zal daarin thans vrijwel gelijktijdig met uitspraak van het vonnis in voormeld kort geding beschikking geven.
1.4
Aldus is beschikking nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Costa Linda verzoekt dat het Gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbindt op grond van de in het verzoekschrift vermelde gewichtige redenen, indien en voor zover vast komt te staan dat die overeenkomst nog steeds bestaat, kosten rechtens.
2.2 [
verweerder] voert verweer, en concludeert dat Costa Linda niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan. Subsidiair concludeert [verweerder] dat in geval van ontbinding van haar arbeidsovereenkomst aan haar moet worden toegekend een door Costa Linda te betalen door het Gerecht te bepalen billijkheidsvergoeding.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Costa Linda niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [verweerder] wordt daarom verworpen.
3.2
In dit geschil staat centraal de beantwoording van de vraag of al dan niet komt vast te staan of (voldoende) aannemelijk wordt geoordeeld dat [verweerder] betrokken is bij de verdwijning op 12 december 2014 van de bij partijen genoegzaam bekende aan [de gast] toebehorende armband (hierna: de armband) uit haar suite (hierna: de suite) in het resort van Costa Linda (hierna: het resort). Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft naar het voorlopig oordeel van het Gerecht te gelden dat [verweerder] een dringende reden heeft gegeven aan Costa Linda voor onmiddellijke beëindiging van haar dienstverband, die heeft te gelden als gewichtige reden voor de door Costa Linda beoogde voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
3.3
Vast staat tussen partijen dat [verweerder] op voormelde datum haar werkzaamheden als housekeeper uitvoerde in het resort. Vast staat ook dat [verweerder] die dag de suite van waaruit naar de mening van Costa Linda de armband is verdwenen heeft schoongemaakt, en dus toegang had tot de suite. Voorts staat vast dat [de gast] op 18 december 2014 aangifte heeft gedaan van de verdwijning bij het Hoofd van de Beveiliging van Costa Linda, en dat zij daarbij een gedetailleerde beschrijving heeft gegeven van de armband. Ook staat vast dat Costa Linda hierop de politie heeft ingeschakeld, die vervolgens een onderzoek heeft ingesteld. Uit dat onderzoek is gebleken - en ook dat staat vast - dat [verweerder] in de maand december 2014 meerdere sierraden heeft verkocht en/of verpand aan pandjeshuizen, althans dat zij betrokken was bij de verkoop/verpanding van die sierraden, en dat zich onder die sierraden een armband bevond die voldeed aan de door [de gast] gegeven beschrijving. Tevens staat vast dat de politie een foto van die armband heeft gemaakt, en die naar Costa Linda heeft gestuurd alwaar die is voorgelegd aan [de gast]. Tenslotte staat vast dat [de gast] de door de politie gefotografeerde armband heeft herkend als zijnde de uit haar suite verdwenen armband.
3.4
Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetste wordt voorop gesteld dat het Gerecht niet twijfelt aan de betrouwbaarheid van de door [de gast] afgelegde verklaringen, en gesteld noch gebleken is dat [de gast] niet in staat zou zijn de armband te herkennen vanaf een foto zoals overgelegd door Costa Linda. Daartegenover heeft het Gerecht wel twijfels aan de betrouwbaarheid van de door de bij partijen genoegzaam bekende vriendin van [verweerder] (hierna: de vriendin) afgelegde verklaring dat de door [de gast] herkende armband al jarenlang aan haar (die vriendin dus) in eigendom toebehoorde. Om die twijfel weg te nemen had het op de weg van [verweerder] en/of de vriendin gelegen om op met verificatoire stukken onderbouwde wijze duidelijk te maken waar en bij wie precies die armband is aangekocht, of van wie precies de vriendin die armband anderszins heeft verkregen. De door [verweerder] overgelegde foto’s van haar vriendin met telkens een armband om haar arm kan [verweerder] niet baten, nu - zoals terecht door Costa Linda opgemerkt - door de kwaliteit van die foto’s niet zichtbaar is dat die armband identiek is aan de door [de gast] herkende armband.
3.5
Nu Costa Linda onbestreden heeft gesteld dat de vriendin niet bij haar werkzaam is en gesteld noch is gebleken dat zij op de bewuste dag anderszins in het resort aanwezig was, wordt het voldoende aannemelijk geoordeeld dat [verweerder] betrokken is bij de verdwijning van de armband zoals gesteld door Costa Linda. Dat brengt met zich dat vast komt te staan dat [verweerder] een dringende reden heeft gegeven aan Costa Linda die de onmiddellijke beëindiging (en dus de ontbinding) van haar arbeidsovereenkomst met Costa Linda rechtvaardigt.
3.6
Voormelde dringende reden staat aan toekenning aan [verweerder] van een door Costa Linda te betalen billijkheidsvergoeding in de weg.
3.7 [
verweerder] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Costa Linda, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 172,20 =) Afl. 622,20 aan verschotten en Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-ontbindt per 13 mei 2015 de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, indien en voor zover bij rechterlijk gewijsde komt vast te staan dat die overeenkomst nog steeds bestaat;
-veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Costa Linda, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 622,20 aan verschotten en Afl. 1.800,-- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 13 mei 2015.