Uitspraak
,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Costa Linda Operating Company N.V. (hierna: Costa Linda) tegen [verweerder]. De procedure volgde op een verzoekschrift waarin Costa Linda verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen. De zaak werd behandeld in een enkelvoudige kamer, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De zitting vond plaats op 30 april 2015.
Costa Linda stelde dat [verweerder] betrokken was bij de verdwijning van een armband uit de suite van een gast op 12 december 2014, en dat dit een dringende reden vormde voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] voerde verweer en stelde dat Costa Linda niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek, dan wel dat zij recht had op een billijkheidsvergoeding in geval van ontbinding.
Het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [verweerder] betrokken was bij de verdwijning van de armband. De verklaringen van de gast werden als betrouwbaar beschouwd, terwijl de verklaring van de vriendin van [verweerder] niet overtuigend was. Het Gerecht concludeerde dat de dringende reden voor ontbinding aanwezig was, en dat [verweerder] niet in aanmerking kwam voor een billijkheidsvergoeding.
De beslissing van het Gerecht was om de arbeidsovereenkomst per 13 mei 2015 te ontbinden, en [verweerder] te veroordelen in de proceskosten van Costa Linda, die op dat moment waren begroot op Afl. 622,20 aan verschotten en Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.